Over vasthouden wat voorbij gaat

Binnen 2 weken eenwielert grote broer voor de laatste keer de poort van zijn lagere school binnen. Zo komt er geruisloos een einde aan een tijdperk en zet ik straks mijn halfwassen zoon op zijn fiets richting Brugge voor (hopelijk) 6 jaar groei en bloei in zijn middelbare school.

Het doet me wat, al voelt het tegelijkertijd aan als een oh zo logische en welgekomen verdere stap.

Het is zo fijn dat de kinderen groter worden en stilletjesaan raadgevers en volwaardige gesprekspartners worden. Hoe ze omschrijven wat jij op dat exacte moment denkt, daar kan ik zo zot gelukkig van worden. Zo hadden de koters die schoollopen in Stalhille onlangs hun inlogkaartjes bij voor de plaatjes van de schoolfotograaf. Kleine broer zit in het buitengewoon onderweg en staat al 2 jaar niet op die foto. ‘Jammer he, dat we er maar met 4 opstaan’, zei de oudste. (Merci jongen, om dat te zeggen. I feel it too. )

De dagen zijn gevud met werken en naar school gaan, met wassen, plassen en lezen. Met proeven van herwonnen vrijheid. De dozen roomijs, de appels, de aardbeien en de droge worsten verdwijnen in een steeds hoger tempo in die 5 gulzige kindermonden. Begin juli vertrekt – voor het eerst – de volledige kinderschare op scoutskamp. En ik, ik sta paf, om de snelheid waarmee de jaren voorbijgaan. Om de schoonheid van de glimpen van wie de kinderen als volwassenen zullen zijn die ik steeds vaker te zien krijg.

Ondertussen wordt er ruzie gemaakt om via de hond mag vasthouden tijdens ritjes naar wandelbestemmingen, tiert kleine zus heel luid omdat er 2 druppels water uit het waterpistool van grote broer op haar kleren belanden en gaat laatstgenoemde een rondje mokken omdat kleine zus ‘doet alsof ze braaf is en ik er altijd inloop.’ Iedereen wil helpen als er cakebeslag gemaakt wordt om zich vervolgens uit de voeten te maken als het om opruimen gaat.

Ondertussen voelen die stralende gezichten van neefjes, nichtjes, vriendjes en buurmeisjes zo vertrouwd aan als een 2e huid. Hier wordt gespeeld, gelachen en geleefd. Door al die levenslust raakt mening scherp randje aan het leven heel vaak al een beetje afgerond vooraleer het gif van het moment heeft toegeslaan.

Ik wens het iedereen toe. Het vermogen om de momenten in te pakken en mee te nemen en om je eraan te verwarmen als de kilte toeslaat.

Hallo 40

Over één ding waren we het roerend eens, de liefste studievriendin en ik, toen we begin oktober fanfare-van-honger-en-dorstgewijs door Gent wandelden: We waren heel brave meisjes geweest in onze studentenjaren.

En nee, daar hadden we geen spijt van. De herinneringen aan onze jaren in de arteveldestad als studenten taal- en letterkunde (Nederlands – Duits) waren ons ongelooflijk dierbaar. De vriendschappen die we daar hadden gesloten waren al meer dan 20 jaar ankerpunten in ons leven. En ja, als we ’t opnieuw konden doen, zouden we misschien minder braaf zijn en wat verder op ontdekking gaan. (Uiteraard was ik de braafste van de twee.)

Vandaag zijn we allebei 40. (Ik vandaag en zij morgen voor de volledigheid.)

Toch zeg ik ‘hallo’ tegen die 40

Ik ben geen model of nobelprijswinnaar in spe. Mijn leven is niet perfect, er zijn momenten waarop ik geen rust vind, mijn werk niet naar behoren kan doen en mezelf een flutpartner, -moeder, -dochter, -vriendin, … whatever vind. Ik verlies mijn geduld voor kleinigheden en ik zeg al eens ‘ja’ als ik eigenlijk ‘nee’ zou moeten zeggen. Ik ben soms ontgoocheld in mensen en in systemen en zoek al meer dan 20 jaar naar de guts om dat op het juiste moment tegen de juiste persoon te leren zeggen.

Toch zeg ik ‘hallo’ omdat ik op mijn 40e al bijna een half leven samen ben de man die van mij de beste versie van mezelf maakt. Die bij groot en klein onheil de rust zelve blijft en zijn gezond verstand altijd bij de hand heeft. De vervulling van onze kinderwens verliep niet van een leien dakje. De jaren van wachten op de komst van grote broer en zijn broer en zussen maakten mij redelozer en radelozer dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.

Hij droeg mij verder zonder grote woorden.

Niet de jaren waarin ik moederde over 5 kinderen van wie zelfs de oudste nog een kleuter was waren de zwaarste. Het waren de jaren ervoor toen niemand me kon verzekeren dat het gezin waarvan we droomden er ooit zou komen.

Toch zeg ik ‘hallo’ omdat ik mijn bestemming vond als leerkracht talen. En ja, de jaren waarin ik geen vaste school had en op 30 juni niet wist of en waar ik in september aan de slag zou kunnen heb ik me daar elke dag zorgen over gemaakt. Telkens een hele zomer lang.

Ik zeg ‘hallo’ tegen het dorp met het kloppende hart dat ik al 17 jaar mijn thuis mag noemen en waar enkele van mijn dierbaarste vriendinnen wonen.

Ik zeg ‘hallo’ tegen dat lijf van mij waar ik nu meer van houd dan als jonge twintiger. Het droeg me door de jaren.

Ik zeg ‘hallo’ tegen morgen. Hier ben ik.

Project paaspauze

No way dat ik de kroost 3 weken laat zetelhangen.

Ook om de schaamte van mij af te spoelen omdat ik als leerkracht een week lang betaald word terwijl ik niet kan werken. De momenten met het handjevol leerlingen dat wel wil ingaan op mijn uitnodiging om moeilijkere stukjes leerstof nog eens te hernemen of om het samen over die of die tekst te hebben niet te na gesproken. En de klassenraad en het online oudercontact.

Ik werk natuurlijk wel. Wat had je gedacht?

Ik werk lessen uit voor na de vakantie. Schaaf mijn digitale skills bij om het boeiender en relevanter te maken na pasen. Buig me alvast over een werkbaar rooster voor volgend schooljaar en doe wat ik altijd doe: Ik lees, lees, lees …

Ik daag mijn kinders ook uit om zelf op zoek te gaan naar zinvolle bezigheden. Binnen grenzen weliswaar. Maar een kind heeft recht op tijd om zelf uit te zoeken wat hij of zij kan doen buiten schermgapen. En this is the moment hé, lieve mensen, als je er nu geen ruimte voor vindt, dan nooit hé.

De tijd die je kind anders zoek maakt met alles buiten die ene hobby ligt nu voor je klaar, blinkend als ongerepte sneeuw. Het enige wat je er zelf nog extra voor nodig hebt, is vertrouwen in het inschattingsvermogen van je kind. En het inzicht dat spelen ook werken is. Meer nog, dat spelen hét werk is van al die paaspauzekinders (lees: lockdown 2- of- was- het -al-3-kinders). Ik ben een verwend nest, ik weet het. Ik heb buitenruimte. Ik kan zeggen, naar buiten met je vuile voeten en je modderbroek. Toch laat ik het kroostje ook alleen de straat opgaan voor een rondje fietsen of skeeleren of een ommetje met de hond.

Uiteraard ga ik ook zelf creatief aan de slag met mijn kinders. Ziehier het menu: Een 11-jarige die houdt van wiskunde, een 9-jarige allrounder, een 8-jarige die niets liever doet dan tekenen en prullen, nog een 8-jarige die zo nieuwsgierig is naar de wereld rondom hem (vooral al het om dieren gaat), maar door een aantal ‘dysjes’ flink wat moeite ervaart met lezen en schrijven en een 6-jarig flurkje dat nog altijd niet kan geloven dat ze nu zelf kan lezen.

’s Morgens is er schermtijd op vakantieregime en daarna gaan we samen werken. Dat hebben we afgesproken. Ze gingen alle vijf volmondig akkoord.

We willen leuke hoopvolle boodschappen op de stoep krijten, een aantal buitenruimtes schoonmaken, een boekje met scheikundeproefjes aanleggen en nieuwe recepten uitproberen.

We laten de dagen komen in al hun glorie en dromen ondertussen zoete vaccinatiedromen. We proberen mild te zijn voor elkaar en ons bewust te zijn van onze plek binnen het collectief van de maatschappij. En uiteraard zal ik mij ondertussen ergeren aan de rommel die mijn koters maken en aan het feit dat ze altijd willen eten.

Maar toch …

Wachten doe je nooit alleen,hé? En terwijl je wacht kun je maar beter iets trachten te betekenen voor die samenleving waar je deel van uitmaakt. Ook al is het op microniveau.

En ja, het steekt hier ook soms tegen. Toch lukt het nog steeds om schoonheid te zien en te creëren binnen de grenzen van wat wel nog mag. Van vandaag, lieve mensen, komt nooit meer terug. En voor je ’t weet zijn ze de deur uit en mis je de tijd dat mama nog op zoveel vragen en verzuchtingen een antwoord had.

Hoe proper wil je ze ?

‘Hoe proper wil ik ze?’ Da’s een vraag die ik me geregeld stel als ik er weer eentje richting slaapkamer zie denderen met smoezelige voeten of woest verfrommeld haar. Tanden poetsen en vers ondergoed aantrekken, daarover wordt niet onderhandeld, maar over al de rest wil ik het wel hebben.

Ons kroostje houdt van buiten spelen. Geef ze een schop en ze graven een put. Geef ze een emmer en ze gieten hem uit. Jazeker, de wasmachine werkt hier hard, maar toch zijn hier best ook wat wasvrije dagen. Ik probeer er een ingesleten gewoonte van te maken om geen wasslaaf te worden die na elk rondje buitenspelen een wasmachine draait. Een zwembroek waar een keer mee gezwommen is of een loopshort met enkele modderspatjes erop kan je net zo even kan laten drogen om hem daarna nog eens aan te trekken. Tussen maandag en donderdag draait de wasmachine hier niet. Point final.

En als het hier straks al te hard naar puberzweet gaat stinken, dan pas ik mijn wasregime uiteraard aan. Voorlopig moeten de kinderen maar 1 keer per week verplicht onder de douche. Meer mag, maar het aantal keer dat een van de kinderen hier spontaan voorstelt om te gaan douchen kan ik op 1 hand tellen. Het liefst lossen ze het op met een voetenbadje in de wasbak en een washandje.

Een naaitalent is aan mij niet verloren gegaan, maar ik strijk wel ijverig lapjes op scheuren en haperingen in de kleren van het troepje. Om erger te voorkomen. Wat niet meer te redden valt, gaat richting voddenmand en begint aan een 3e, 4e of 5e leven als knutsellapje.

Het onderscheid tussen zondags en doordeweeks is hier dan ook niet zo strikt. We doen het gewoon elke dag zo fancy mogelijk. Als ze echt aan het ‘modderen’ slaan, hebben de kinderen trouwens zelf al de reflex om te smetteloze(re) shirts of broeken in ere te houden en in te ruilen voor een setje kleren dat onderweg al wat meer averij heeft opgelopen. Tweedehands kledij, heel graag. Kledij die absoluut ons ding niet, toch liever niet. En veel meer dan nodig is al helemaal niet.

Zo houden we het hier zo netjes en overzichtelijk mogelijk. Al is dat natuurlijk een begrip waar je heel veel kanten mee uit kan. Maar het is wel ons boek, ons Dammanboek en daar schrijven we met veel geestdrift aan verder.

De shitty days duren lang

Een schooldag duurt niet lang, lieve mensen. Het is dus doorwerken geblazen tijdens die thuiswerkdagen. Want voor je ’t weet, hoor je de poort kriepen en weet je, yep, daar zijn ze weer. Vol verhalen, vol energie, barstend van de honger, hungry for more.

En dat jij ’s morgens nog je neus in de confituurpot hebt gestoken omdat je je toch wel zeker wilde zijn dat je nog goed kon ruiken, daar hebben ze hoogstens vaag iets van meegekregen. En dat je ondanks het feit dat je 1.000 liever op school lesgeeft waar je je leerlingen echt kan zien en inschatten, stiekem blij bent dat je vorige week ’s morgens wat langer kon slapen omdat je woon-werkverkeer ingekort is tot de ruimte tussen de keuken en het bureau, dat hebben ze ook niet opgepikt.

Ondertussen morsen en kliederen ze lustig verder, eentje tiert, eentje oefent een vette lach, een ander zoekt een gom, een potlood, een geodriehoek, whatever, zolang het maar iets is wat niet op de plek ligt waar het zou moeten liggen. De hond blaft, de tafel verandert in een samengooisel van dozen, lege verpakkingen, stukjes wol, kapotte stickers, knikkers, duploblokkken, bestekmapjes en schoolagenda’s overgoten met een sausje van quinoabolletjes en papiersnippers .

Plots ben je er niet meer zo zeker of je dag echt wel zo productief is geweest en weet je dat er voor kinderbedtijd nog veel #repeat of je zal afkomen.

Er is hulp nodig bij de Franse werkwoorden, er is geen enkel leuk bibboek te vinden in het hele huis waardoor er bij gebrek aan beter gezeurd moet worden om schermtijd, gevochten moet worden, gerommeld moet worden, gehangen moet worden aan tafel of in de zetel, geverfd moet worden (we doen het netjes, beloofd) , vuil gemaakt moet worden. Uiteraard laat iedereen ook de deur achter zich open waardoor de winterkou zich naast de verveling nestelt aan de keukentafel …

Dan heb je zin om te zeggen ‘Vanavond gaan papa en ik op restaurant en krijg jullie een bakje avondeten dat we hupakee gewoon in de microgolf pleuren. Je legt jezelf om 20 u 30 in bed. Oké?

En dan hoop je op een zondag met een waaier aan antwoordmogelijkheden:

‘Weet je wat. Ik ga een uur in de kerk zitten en daarna drink ik koffie met oma en opa en wie mee wil, die krijgt een zakje chips. De rest blijft bij papa.’

‘Of we gaan zwemmen en daarna gaan we een hapje eten en ik kook helemaal niet en ik ruim ook niet af en ik vul ook geen vaatwasser. ‘

‘Of nichtje x of neefje y is bijna jarig. Jey, er is een feestje. Je kunt praten met mensen, kinderen kunnen spelen met kinderen, je kunt over een afgestofte versie van je leven vertellen en je kunt praten over hoe jij dat doet, dat leven leiden, die job uitoefenen, dat moederen over die kinderkjens’.

‘We gaan op uitstap met mama’s goede vriendin en haar gezin.’

‘Joepie, er is een potluckfeestje, een babyborrel, een loopwedstrijd …

Damn.

‘Nee zoetjes’. ‘Het kan niet, het mag niet, maar we kunnen wel gaan wandelen’.

‘Sorry, mijn inspiratie is op.’

Ze lezen

Met 9 bibliotheekkaarten in 2 bibliotheken komt hier flink wat leesvoer in huis. Voor maart 2020 reageerde het kroostje matig enthousiast op al mijn heen-en-weer-gesleep met boeken. Voorlezen, daar zijn ze alle vijf dol op, altijd al geweest. Maar zelf lezen, ho maar, zo maar, dat zat er niet meteen in.

Een jaar later is dit wel even anders. (Corona? Een langetermijninvestering die nu pas rendeert? … Who knows?).

Mijn moederhart gaat alvast wat sneller slaan van al die zichtbare leespret onder mijn dak. Het geschart om boeken van onder de zetel te halen en mijn eindeloze rondes langs nachtkastjes en vensterbanken op zoek naar gerief dat dringend terug moet naar de bib neem ik er met graagte bij.

Stap voor stap richting ‘het lezende kind’

De bib

De bib, de bib, altijd weer de bib.

Toen de kroost kleiner was en er nog geen denken aan was dat ik die allemaal in 1 keer met de fiets van punt a naar punt b kon vervoeren, laadde ik mijn hele troepje geregeld in de auto, duwde ik de bolderkar in de koffer en tufte ik richting bibliotheek.

Een ongestoord bezoekje daar zat er zelden in. Pampers verversen, peuters van de trap plukken, voorkomen dat er heelder bakken leesvoer op de grond werden gegooid. Je kunt je daar ongetwijfeld iets bij voorstellen.

Een devies bij alles wat je meebrengt voor je kijkhongerige peuters: Veel kleur en stevig genoeg om bestand te zijn tegen peuterhandjes en -tandjes. En liefst ook min of meer afwasbaar.

Maak boeken zichtbaar

Ik ben een lezer, altijd al geweest. En als het op lezen aankomt, gedraag ik me best oldskool. Een papieren boek, als het even kan. Altijd een potlood in de buurt om kruisjes te zetten bij leuke zinnen (of een stylo als ik geen potlood vind, of een fluostift) en sorry, de veiligste manier om te weten waar je gebleven bent in je boek is voor mij een ouderwets ezelsoor.

Installeer een boekenbakje of -kastje waar naar hartenlust in gerommeld mag worden. Op kinderhoogte uiteraard en stop ook je eigen boekenschatten niet weg. De schade aan grotemensenboeken viel hier ook tijdens de tropenjaren heel goed mee.

Probeer het eens. Het werkt echt.

Respecteer de leesvoorkeuren van je kind

Grote broer houdt het voorlopig halsstarrig bij strips en blijft bij hoog en bij laag beweren dat hij enkel leest omdat hij zich vanwege corona veel meer verveelt dan anders. Voor hem breng ik dus strips mee van de bib, ik smokkel er al eens een graphic novel tussen, maar that’s it.

Kleine zus houdt van prentenboeken en zal jamais de sa vie aan een boek zonder illustraties beginnen. Ze leest en is daarna uren zoet met illustraties overtekenen. Win win, als je ’t mij vraagt.

Voor de grote zus moet het over wetenschap gaan en voor kleine broer over dieren. Voor hem liefst met heel veel foto’s.

Het kleinste sprotje begon pas enkele maanden geleden aan het deel van haar leven als lezende mens en legt nu al meer gretigheid aan de dag dan haar 2 broers en zussen samen op haar leeftijd.

Dat belooft voor de toekomst.

Ga niet in het wilde weg boeken kopen

Voor mezelf koop ik niet zo vaak boeken. Meestal koop ik ze pas nadat ik ze eerst ‘ns ontleend heb uit de bib en fantastisch goed vind.

Ook voor de kinderen hanteer ik dit principe. Knutselboeken die intensief gebezigd worden tijdens de uitleenperiode koop ik met plezier aan. Hetzelfde met invulboeken die bij boekenseries horen waar de meisjes dol op zijn. (‘De dagboeken van Muts’ om maar iets te zeggen. ). Leesboeken gaan terug naar de bib. Op naar hun volgende lezertje.

Leg lijstjes aan

Een veelbelovende jeugdtitel gespot in de krant of op sociale media? Opschrijven (intypen). Voor mezelf ben ik helemaal weg van de lezerscommunity Goodreads, voor de kinderen hou ik gewoon notities bij op de smartphone.

En nu van die smartphone af en richting boekenkast. Pas maar op, want lezen is ook besmettelijk.

De straatspeelkinderen

Op mijn dagelijkse woon-werk-fietstocht kom ik ze tegen.

De wandelaars. Talrijker dan ooit tevoren. Op elk uur van de dag. Solostappers, duostappers, jong en oud. Volledig geëquipeerd of duidelijk voor het eerst sinds lang op tocht. Een enkele keer zie ik 2 tienervriendinnen op skeelers of een mama op papa met een klein kindje achterop op de fiets.

Ik hoop dat ik ze blijf zien straks. Als hét vaccin ons leven opnieuw een andere draai geeft.

Ik hoop dat de mensen de weg weer overnemen en dat het rijk van koning auto een beetje minder almachtig wordt.

En bij ons op straat zie ik kinderen spelen. De straatspeelkinderen. Die van mij en die van buurtbewoners. Ze duiken op en ik zie ze graag bezig.

Ik hoop dat ze daar blijven spelen.

Met de go-cart, te voet, op de step … Ze spelen en dwalen en denken niet aan binnen zitten en schermpjes gapen. Ze willen samen zijn, ze willen ontdekken en uitproberen. Ze weten dat hun wereld vanwege corona nog even wat kleiner blijft, maar god, wat een vindingrijkheid om toch op avontuur te gaan. En wat een contentement. Plots is er een bos in het dorp sinds ze weten dat de gemeente en stukje verloren grond wil inrichten als extra speelgelegenheid. Geen idee hoeveel bomen er staan. Niet eens zo heel erg veel waarschijnlijk. Maar in hun ogen is het een bos en daar wordt op woensdag tussen 13 u 30 en 16 u 30 aan een kamp gewerkt.

Laat ze lopen

Laat ze lopen, zou ik zeggen. Zorg dat je als ouder min of meer weet waar ze zitten. Maak afspraken over samenblijven, over fluohesjes en fietslampjes en over binnen in eigen kot voor het helemaal donker is.

Laat ze lopen, zou ik zeggen. Geef ze als dorpsbewoner je glimlach en laat het ook niet na om hen tegen hun oren te geven als hun ouders hen niet op tijd hebben binnengehaald en als er al eens 1 geen hesje draagt, maar vergeet niet te glimlachen.

En ga zelf ook af en toe eens buiten, al dan niet in het gezelschap van een wandelmaatje of een hond.

Laat het werk, het huishouden en de verzuchtingen over wat niet kan en mag uit je hoofd waaien.

Liever toch binnen bij de kachel?

Waarom dan niet met een extra boek?

Eentje over verbinding bijvoorbeeld.

Zoals Het boek waarvan je wilde dat je ouders het hadden gelezen van Phillipa Perry. Mijn band met grote broer, die houdt van duidelijkheid en vaste afspraken, is er veel harmonieuzer op geworden sinds ik beter begrijp dat hij soms kwaad of overstuur is vanwege kleinigheden en dat ik gewoon moet laten zien dat ik dat snap en dat dat kan en mag. Gewoon eens zeggen. ‘Ik zie dat je je verveelt, da’s niet leuk, hé’, werkt stukken beter dan ‘Waarom verveel jij je toch altijd’. Het lijkt iets kleins en onbenulligs, maar het werkt, zeker in tijden waarin er geen workshops of sportwedstrijden zijn waar het kind zijn kruit kwijt kan.

Of het fantastische Meisje, vrouw, anders , de meest recente Booker Prize van de onnavolgbare Bernardine Evaristo. Over anders zijn, maar elkaar toch op de een of andere manier telkens weer vinden en versterken. Uiteraard niet zonder de nodige kneuzingen op te lopen onderweg. (Ik doe dit boek onrecht aan door in 2 zinnen te willen vertellen waarover het gaat. Best zelf lezen dus.)

Waarom niet eens extra aandacht besteden aan een verjaardagskaart of een briefje tout court?

Om de mensen die je nu niet in het echt kan zien en omhelzen een woordenknuffel te bezorgen.

Probeer het eens uit.

Het brengt rust en vrede en je maakt er jezelf en anderen blij mee.

Het brandend vuurtje

‘Ik zal mij in de keuken leggen’, zei grote broer. En hij gooide een stoel om, drapeerde een tv-deken over het wasrek en ging op de koude vloer liggen. ‘Dan kan ik me hier vervelen.’ Zie hier ‘une tranche de vie’ uit een verlengde herfstvakantie met 5 lagereschoolkinderen.

Zijn zussen keken hun grote broer en mij oogrollend aan en gingen verder met kleuren. Kleine broer stelde voor om te stofzuigen. Dat doet hij de laatste tijd geregeld, daarna vraagt hij telkens heel nadrukkelijk of hij het goed heeft gedaan. Soms krijgt hij een snoepje (mom fail).

Wat doen wij om de verveling die het felst toeslaat bij de jongens van 11 en 8 te snel af te zijn?

Wat doen wij om de dagen kleur te geven? Ook nu, nu het kroostje opnieuw naar school kan. En straks, tijdens de kerstvakantie. Nu we wellicht nog even op ons kleine kringetje aangewezen blijven.

Een paar tips:

Structuur aanbieden (en al eens iets aan Enzo knol overlaten)

Ook op weekend- en vakantiedagen sta ik ’s mogens vroeg op en werk tot een afgesproken uur voor school. Tot die tijd mag er beneden op schermen gegaapt worden (weliswaar zonder roepen en tieren en zonder dat ik uit mijn bureau moet komen om de gemoederen te bedaren). Daarna is het tijd voor een school-/huiswerkmomentje vooor de kroost. Niet elke dag. Het is geen schooldag, niet waar?

Manlief maakt – als hij zelf niet moet werken – van de gelegenheid gebruik om (digitaal) wat bijj te lezen en houdt een oogje in het zeil beneden.

De bosproever

We gaan af en toe naar een bos in de buurt en ook al eens naar random bosjes en wandelgelegenheden verder in West-Vlaanderen. Of naar het strand. Opnieuw, enkel als manlief thuis is. Waar ik er anders geen punt van maak om alleen met de kinderen de hort op te gaan, voelt dit nu niet comfortabel aan.

De nadruk ligt in deze tijden sowieso op in en rond het huis blijven. Gasten, ik run geen entertainmentbureau, hé.

Wat dacht je van buiten eten?

’s Avonds als het donker is. Bij een vuurtje. In de kippenren.

Zorg voor gemakkelijk eten. Ik ging vorige week voor huisgemaakte lasagne. Aan één opscheplepel, een ovenschaal, 7 vorken en 7 borden heb je genoeg. Eten mag al eens met alleen maar een vork en drinken doen we binnen. Scheelt een aantal ritjes kippenren – vaatwasmachine.

De kinderen vonden het zalig. We probeerden ook zelf popcorn te maken, wat grandioos misluke, maar dat kon de pret niet bederven. En ja, de jassen van de kinderen stonken (voor zij die een jas aan hadden). Bij de rest stonken enkel het haar en de rest van de kleren. En daarna stonken de lakens ook. Want nee, het kwam er niet meer van om iedereen nog onder de douche te pleuren.

Evergreens in een avontuurlijk jasje

Zo is het nieuwe stukje asfalt op een van de drie straten die ons dorp rijk is, een excellente ondergrond om pirouettes te draaien op je skeelers. Een wandelingetje die kant uit geldt hier als een uitstapje. (Great kids, I know)

Als moeder gaat joggen en rechtdoor loopt aan de brug over de vaart mag de meefietsende kroost links afslaan een stukje alleen fietsen of rolschaatsfietsen. Ik zie met snaakjes anderhalve kilometer verderop onder ‘de tunnel’ terug. (Een doorsteekje voor de bewoners van het ene huis langs de vaart en voor de vissers.)

Keukentafelliteratuur

Overdag zijn er eigenlijk best wel wat rustige momenten waarbij alle kinderen zo in hun spel zijn verdiept dat ze vergeten om honger te hebben, zich te verveeeelen of ruzie te maken.

Dan durf ik al eens een half uur of soms zelfs een volledig uur te stelen om lekker verder te lezen in een goed boek. Of dan neem ik de kranten en tijdschriften door op zoek naar goede artikels, columns, grafieken (Whatever, al wat ik kan gebruiken als inspiratiebron voor de lessen Nederlands voor mijn leerlingen. Ik hou het ook voor hen graag vernieuwend en actueel.)

Een gouden regel hier, haal er geen computer bij. Want dan zijn de kinderen binnen de korste keren hun speelfocus kwijt.

Het gepimpte wasmiddeltonnetje

Het mag al eens wat anders zijjn dan een A4’tje met een zonnetje en een regenboogje erop.

Wij maakten een heel leuk speelgoedemmertje van een gepimpt wasmiddeltonnetje.

Hoe doe je dat?

  • benodigdheden: (retro) wasmiddeltonnnetje – oude kranten – knutsellijn – geprinte foto’s – zwarte alcoholstift – zwarte verf
  • Beplak het tonnetje met krantensnippers.
  • Laat drogen.
  • Verf in het zwart.
  • Laat drogen.
  • Vang je kinders, huisdieren en teerbeminde wederhelft.
  • Zet ze in zijaanzicht tegen een witte achtergrond.
  • Koop een kind om ook van jou zo’n foto te nemen.
  • Druk de foto’s af op A4.
  • Knip uit.
  • Duid met een zwarte alcoholstift de ogen, mond, neus en de haarlijn van elk creatuur aan op de fotokant.
  • Draai om naar de witte kant en werk daar nog een aantal retouches af.
  • Plak de afgewerkte foto op het geverfde tonnetje.

Een voorzet geven

‘Piep’, kind wil iets. ‘Tuut’, moeder en vader staan klaar om het gewenste aan te bieden.

Ik dacht het niet. Toch merk ik dat het werkt als je af en toe wel gaat faciliteren en dat het soms wat aansporing en bemoediging vereist om een fijne, harmonieuze speelnamiddag uit de startblokkken te krijgen.

Het kleinste sprotje wil haar letters oefenen. ‘Laten we een lettermemory maken met letters uit de ‘Flow’ suggereren de zussen. Zet de plastificeermachine maar al klaar, moeder (allrighty).

Mogen we vanmiddag iets lekkers als viertuurtje? Zet het wafelijzer maar klaar jongens. Ik maak een portie deeg, jullie verdelen het in 14 bolletjes, voegen suikerpareltjes toe en bakken de wafels.

En als dat allemaal goed lukt krijg je er zelfs nog slagroom bij.

En morgen spelen we van restaurantje, maar eerst wil mama nog een beetje werken.

Jouw plan, jouw hartslag

Ooit reed ik naar de winkel om één pak pampers maatje 2 en om een pyjamaatje met lange mouwtjes dat niet te warm en niet te koud was en om een paar reserveschoenen (haha) voor grote broer. En dat in 3 afzonderlijke ritjes, elk op een andere dag.

Het kind dat een leven lang in mijn hart gewoond had en dat er niet zonder slag of stoot gekomen was, was er eindelijk en zijn hartslag was de mijne, punt uit. Denken aan morgen, het mentale morgen dan, was niet aan de orde.

Da’s goed en da’s prima, maar voor de dagen na de gelukzalige wolk waarop ik het 4 kraamperiodes lang heerlijk vertoeven vond, heb je een plan nodig. Een plan dat bij jou en bij jouw hartslag past.

Vandaag verspillen we bitter weinig energie aan overbodig gewas en geplas – niet aan wassen en plassen an sich, want hier is nog steeds een gigantische hoeveelheid spullen in omloop – en komt hier geen gerief in huis dat niet meteen intensief gedragen wordt door de kinderen. Ze krijgen pas een nieuwe broek als de vorige versleten is of hopeloos te klein. Wat we niet meer nodig hebben gaat naar de kleintjes van mijn zus, naar andere mensen die het kunnen gebruiken, naar de kringwinkel of richting voddenmand.

Waarom? Omdat ik vrij vroeg in het moederschap doorhad dat een dag maar 24 uur heeft, dat ik er daarvan best een zestal reserveer voor slapen en dat ik tijd nodig heb om mijn job als leerkracht naar beste vermorgen uit te voeren en om een aangename partner, vriendin, zus en dochter te zijn.

En omdat ik mijn huis niet vol wil gooien met rommel, en vooral omdat ik mijn kinderen diets wil maken dat spullen ook maar spullen zijn. Een nachtje logeren in plaats van een cadeauprulletje als verjaardagscadeau. Da’s toch stukken toffer? (Nu nog hopen dat corona dat op een dag weer praktisch uitvoerbaar maakt.)

Ook de sint en de cadeautjes spuwende kerstboom bij de grootouders werden gecoacht.

‘Alles spic en span dan?’ Hoor ik je denken? Helaas. Hier wordt geknipt, geschilderd, hier worden duploblokken in het rond gegooid, hier worden pomponnetjes gemaakt waardoor het hele huis vol draadjes wol ligt, hier loopt een energiek hondje rond dat af en toe ‘ns een verdwaald knuffelbeest attaqueert en de vulling in 1000 plukken verspreid de living rondsmijt.

Hier wonen 5 kinderen die van sporten en buitenspelen houden en waarvan er 3 nog steeds sandalen en korte broek dragen als de rest van het land al lang vindt dat het daarvoor te koud is geworden. ( ‘Minder wassen’, Hoera! Minder lange broeken, da’s waar, maar des te meer washandjes, lakens en handdoeken en tenen en knieën waar permanent een grijzige schijn over hangt.)

Wij zoeken ondertussen verder naar manieren om ons huis zo overzichtelijk mogelijk te houden en naar gerief dat tegen een stootje kan. De fruitdoosjes van Sustainable Family en de boekentassen van Jeune Premier bijvoorbeeld.

Het kroostje gedijt erop. Straks werken ze verder aan hun bunker in de tuin. Benodigdheden: een moeder die hen laat doen, een paar laarzen en een schop van de rommelmarkt, twee paletten en een lap plastic.

En straks hopelijk weer naar school.

De tweelingjaren

8 jaar geleden al. Sinds de geboorte van de tweeling. Sinds manlief in het holst van de nacht grote broer (toen 3 jaar oud) en grote zus (toen zelf nog een ukje van 14 maand dat nog niet stapte) bij nonkel en tante dropte voor een geboorte die niet meer op zich wilde laten wachten.

Meer dan 2 maanden te vroeg.

Een geboorte die in een drama had kunnen eindigen. Een infectie had er namelijk voor gezorgd dat de bevalling vroegtijdig op gang kwam. Twee dagen ervoor was ik naar het ziekenhuis gegaan met lichte weeën. We konden 2 dagen extra tijd kopen voor de kleintjes, maar toen was er geen houden meer aan. Ik had de weken ervoor vage darmklachten gehad, maar had daar verder niet bij stil gestaan.

Wellicht was dat een signaal van wat zou komen.

Kleine broer was er snel. Hij huilde niet, maar maakte een klein geluidje. Hij leek op zijn broer. En nu nog eentje, dacht ik. Ik herinner me dat ik zeer helder en rustig was en geen moment dacht dat ik mijn kinderen kon verliezen.

Toen zag ik de sneakers en het geruite overhemd van de gynaecoloog, het bed ging omhoog, er werd op een alarm gedrukt. Opeens waren er veel mensen, overal. ‘Meneer, u blijft hier’, hoorde ik nog.

Een mededeling die voor manlief bedoeld was.

Waar is mijn kind?

Ik voelde dat er een kind uit mijn buik werd gesneden, ik schreeuwde. En toen was er niets meer.

Ik kwam bij en zag geen kind. Wel een operatiezaal en medisch personeel dat druk doende was met een patiënt, ik.

‘Waar is ze? Waarom zegt niemand dat ze dood is?’, vroeg ik.

‘Ze is niet dood.’ ‘Ze doet het goed’. ‘Je mag haar straks zien.’, hoorde ik iemand zeggen tegen een patiënt. Ik was die patiënt.

Mij was iets overkomen, iets wat de mensen in de ruimte mee naar huis zouden nemen als een straf verhaal. Dat voelde ik. Dat ging in de lucht.

Neonatologie

Ik kreeg mijn bril opnieuw op. Ik zag een reuzegrote couveuse waarin draden en kinderen zaten. Er bliepte vanalles. Ik zag een jongetje dat op zijn broer leek en een meisje dat ik niet herkende. Ik werd met manlief herenigd en weg waren ze, onze kinderen.

De nacht loste op. Het werd ochtend.

Ik werd in mijn bed naar neonatologie gereden. Ik zag 2 kinderen. Een jongetje dat op zijn broertje leek en een meisje dat ik niet herkende.

Ik was verbazingwekkend snel op de been. Na een twee-in-één-bevalling. Broertje langs de normale weg, zusje via spoedkeizersnede omdat de navelstreng afgeklemd raakte na de eerste geboorte. Meerdere complicaties ineen dus.

Ik keek naar ons meisje, kleine zus. Ik bleef kijken en ontdekte als snel dat ze wel de mijne was. Instinctief wist ik ook dat ik me om haar geen zorgen moest maken.

Ik kijk naar ons jongetje, kleine broer. Ik bleef kijken en voelde al snel dat ik bij hem altijd nog eens extra zou kijken. Omdat hij wat meer zorg nodig zou hebben, omdat hij evidente dingen iets moeilijker zou aanleren.

Wat als …

Vandaag zijn we 8 jaar later.

Er is niets dan dankbaarheid om hoe de bevalling afgelopen is.

Niet om hoe ze gelopen is, maar ik blijf geloven dat er geen andere optie was.

Ik voel zoveel dankbaarheid om de alerte reactie van het team dat er toen bij was. Wat als … denk ik soms. Als kleine zus …

Ik hoop nooit ergere fysieke pijn te ervaren dan wat ik voelde op het moment dat kleine zus de wereld in moest worden gesleurd. Mijn buik uit.

Als ik zie hoe ze groeit, hoe ze bloeit, hoe ze is. Hoe ze helemaal ongeschonden uit dit drama is gekomen, dan voel ik me koningin van de wereld.

Wat als … denk ik soms. Als kleine broer en zus niet te vroeg waren gekomen.

Zou kleine broer dan vlotter hebben leren lopen,? Zou hij vlotter lezen en schrijven? Zou hij niet gefrustreerd raken omdat hij oppikt dat het kleinste sprotje na een maandje in het 1e leerjaar helemaal weg is met letters en woordjes lezen en schrijven? En hij nog steeds niet?

Hoe zou het zijn als broer en zus hun lagerschooltijd wel op dezelfde school hadden kunnen doorbrengen en daarna misschien zelfs nog samen hadden kunnen verdergaan op schools gebied?

Wat als … denk ik soms.

Als ik wat is gewoon omarm zonder die verdomde waarom-vragen.

Ik zie twee kinderen die elk op hun eigen manier hun weg zullen vinden. Ondanks alles wat zweemt naar ‘wat als’, zijn ze er voor elkaar. En hebben ze ons al meer gegeven dan alles waar we ooit van droomden.