Mag ik dan nu gedeeld door twee?

Niks van

Er kwam niets van in huis, van dat voornemen om minder geen.tijd te hebben. Minder dan niets. De reden daartoe is simpel en verbijsterend tegelijkertijd. Gebrek aan mankracht. Onze school draait net als zovele andere Vlaamse scholen op te weinig mankracht. Collega’s die een tijdlang afwezig zijn door zwangerschapsverlof of familiale omstandigheden worden niet vervangen omdat er niemand beschikbaar is voor de openstaande vacatures.

Wie er wel is, moet pompen of verzuipen en doet dat met liefde en mededogen en wil de lat niet langer leggen of de aandacht voor leerling x of y die jou of die afwezige collega echt nodig heeft niet laten slabakken.

‘Hoe kan dat nu?’, vraag ik me steeds vaker af. Voor ik benoemd was – en dat is nog niet eens een decennium geleden – zat ik elk schooljaar van zodra het goed en wel pasen was met de daver op het lijf over wat het verdict voor juni zou zijn. Uren of geen uren, de zomer in met uitzicht op werk in de school waar je graag wou blijven of als een hond of als de vuilniszak op straat gegooid worden ondanks al je inzet, ondanks al je moeite om het goed te doen en iets te betekenen voor je leerlingen en collega’s.

‘Hoe kan dat nu?

Ze zijn talrijk, de anekdotes die ik je kan vertellen, over mailtjes met de droge melding ‘aantal beschikbare uren: 0’ een half uur voor de zomersluiting van die school van toen – de baby op schoot, de pas gedroogde kraamtranen en de wanhoop en ontreddering omdat niemand het nodig had gevonden om me op voorhand even in te lichten moet je er maar even bijdenken – , een halftijdse job in 2 scholen verspreid over 4 dagen met 3 kinderen in de crèche, het nachtenlange doorwerken aan een benoemingsdossier om toch maar ergens een voet tussen de deur te krijgen.

Soit, ik vond mijn plek en ik weet dat ik thuisgekomen ben. So, the past is the past.

‘Betalen we dan nu de prijs?’, voor dat eindeloze sollen met jonge leerkrachten van toen?

10 jaar later lijk ik opeens de knelpuntjob van mijn dromen beet te hebben en is er onder geen enkele steen nog iemand te vinden die even kan overnemen van mijn magnifieke afwezige collega. Niemand, behalve de collega’s die er al zijn en ook hun handen vol hebben.

‘Wat is dan de beste optie?’, vraag ik me steeds vaker af. Als ik weer eens op mijn ongemak ben omdat ik op zaterdag tot 7 u 30 heb uitgeslapen en me daardoor echt weer zal moeten reppen om voldoende tijd vrij te kopen om op zondag op mijn gemak mee te kunnen gaan naar de atletiek, als ik op mijn ongemak ben om ik me altijd moet haasten, als ik achterloop met mijn verbeterwerk (iets wat jaren geleden is omdat ik het zo belangrijk vind om de leerlingen steeds zo snel mogelijk feedback te geven). Als ik te weinig tijd heb om te koken, om gewoon te zijn, als ik van een dierbare vriendin hoor dat ze niet meer zomaar even durft binnen springen omdat ze me niet van mijn werk wil houden, als ik in korte vakanties amper nog afspraken met vrienden durf in te plannen, als ik me eindeloos opwind over het feit dat ik mijn schaarse vrije tijd moet opdoen aan familiale verplichtingen, als …

Het is zo’n fantastische, heerlijke job, lieve mensen. Waar ik zo graag zoveel voor doe.

Ik betaal een prijs, dat besef ik goed en dat vind ik tot op zekere hoogte ook niet erg. De essentie van goed onderwijs is menselijk. Een mens die zijn vak beheerst, die veel energie heeft en geeft, die van andere mensen houdt en die het best floreert in een omgeving waar er veel van hem, haar of hen gevraagd wordt en waar er ook af en toe tijd is voor rust, maakt samen met andere mensen school.

Omdat hij, zij of hen het graag doet, het goed kan en erg gelukkig van wordt en blijft. En omdat er af en toe tijd is om bij te tanken en naar zuurstof te happen.

Dit laatste is voor steeds meer onderwijsmensen iets waar ze niet meer aan toe komen. Da’s jammer, da’s triest, da’s verbijsterend. Da’s een probleem dat zich als een olievlek aan het verspreiden is omdat er steeds minder sterke schouders zijn om zij die het moeilijk hebben door de dagen te helpen dragen.

Cassis met / zonder trekrugzak

Ik moest heel even bekomen. Bij thuiskomst. Van onze schooltrip naar Marseille en Cassis. Het was schoon, het was warm, het was gezelllig. Het was alles waar ik van gedroomd had en het was even weg van de wereld. Maar uiteraard was het ook tjsolen, slepen en af en toe ook een vleugje frustratie verbijten. (Ondertussen zijn we bijna 3 weken verder en blijkt dat bij de leerlingen vooral heel veel mooie herinneringen zijn blijven hangen.)

Onderweg

We reisden met de trein vanuit Lille-Europe, met een overstap in Parijs (van Gare du Nord naar Gare de Lyon). Comfortabel en vlot. Het leek alsof we er in één, twee, drie waren. Ook de terugkeer verliep ontzettend vlot. Jammer dat er geen treinaansluiting was tussen Lille en Brugge die haalbaar bleek waardoor we voor de heenreis de hulp van een aantal ouders inriepen en voor de terugreis een bus moesten inleggen.

Ons logement in Marseille lag een aantal metrohaltes en een fikse wandeling van het oude centrum verwijderd. Van de buitenkant zag het er vrij indrukwekkend uit. De binnenkant, met name de kamers en het sanitair hadden iets meer vergane glorie over zich.

Toch was het er heel fijn toeven en hadden de leerlingen ruimte genoeg om buiten wat rond te hangen of een zelf meegebracht hapje op te eten in de keukenruimte. De aanwezigheid van Stephen, een krasse Australiër die Europa op de fiets verkende en meteen aan de praat raakte met de leerlingen, en de heldere avond buiten aan de tuinbanken met een knabbel, maakten veel goed.

Marseille zelf was echt mooi om te zien. Zeker nadat de regen op de 1e avond vervangen was door een stralend blauwe lucht. Heldere lucht, een mediterrane vibe, veel leven op straat, …

Elke leerling had een spreekoefening voorbereid over iets wat verband hield met Marseille. Heerlijk om te zien hoe (bijna) iedereen het beste van zichzelf gaf om zijn uitleg zo goed mogelijk te geven. (Hier is de basiliek Notre Dame de la Garde de klim zeker waard. Ook L’Ombrière, de overkapping met spiegeldak bij Le Vieux Port werd heel erg gesmaakt.)

Vergeet ook niet om voldoende tijd vrij te maken voor een tocht door de oude wijk Le Panier waar heerlijke streetart te bewonderen valt.

2 dagen Marseille bleek helemaal ok wat timing betreft.

Op naar Cassis

Voor het 2e deel van ons avontuur moesten we op fysiek vlak meteen heel veel tellen hoger schakelen.

Er liep wat mis tijdens de busrit van het station van Cassis naar het vertrekpunt voor de voettocht naar ons 2e logement, het hostel ‘La Fontasse’, verscholen in het natuurgebied Les Calanques en daardoor enkel te voet bereikbaar.

De stadsbus die niet op voorhand te boeken is, bleek niet voorzien op een groep van 26 man waardoor we moesten opsplitsen. Ik ging mee met zij die wel op de bus konden. We verloren wat tijd met herorganiseren, hadden nogal wat leerlingen bij die een rolkoffer bij hadden in plaats van een trekrugzak waardoor de tocht naar boven, over een grindpad, een helletocht werd. (Lees iedereen was moe, sommigen konden geen voet meer verzetten, er moesten koffers gewisseld worden, iemand struikelde en bezeerde zijn knie, een ander had honger en werd een beetje kregelig en ik, ik werd gewoon heel erg ongerust omdat mijn eigen vaatje energie langzaamaan leegliep en ik nu eenmaal geen navigatieheld ben.) Omdat het te laat en te donker was om nog te koken, moest de ergste honger bovendien gestild worden met enkel een dikke snee brood met kaas of choco. Tel daar nog bij dat er druk naar huis gebeld werd met verhalen over rolkoffers met stukgelopen wieltjes, pijnlijke voeten, slaapzalen die erg basic waren ingericht … en je kunt je iets voorstellen bij de ‘mood of the night.

(Zo’n moment waarvan je weet dat het ooit een straf verhaal wordt, maar waar je op wel zelf even doorheen moet.)

Ik sliep uiteindelijk wel als een blok en had maar een heel klein beetje last van snurkende kamergenoten. Hetzelfde bleek gelukkig ook voor de meeste meereizende jongelui het geval. Iedereen fleurde geleidelijk aan op aan de ontbijttafel in de zon, het uitzicht werd uitgebreid gefotografeerd en bewonderd, de hond van de uitbaters werd uitgebreid geknuffeld, de aftersun werd bovengehaald en de 1e straffe verhalen over ‘de tocht’ werden verteld en herverteld.

Het allerschoonste moest uiteindelijk nog komen en dat was de hike met stops in de Calanques Port-de pin en Port Miou. Helderblauw water, niet al te veel volk, een trosje waterratjes dabei, en genieten maar.

Wat onthouden we nog: Een paar dagen zonder douches is iets wat best overbrugbaar (in ‘La Fontasse’ zijn er enkel grote wasbakken en geen douches), ontbijten met een view went supersnel, leven in groep vergt meer geven en nemen en meer water bij de wijn doen dan samen in de klas zitten, maar ook dat is voor de meesten haalbare kaart.

En niet vergeten: ‘Gewoon doen. Je zo goed mogelijk voorbereiden en daarna de dag plukken. Ook als er onderweg al eens iets in het honderd loopt.’

Samen (onder)weg

We maakten ons zorgen over coronapassen, over al dan niet gevaccineerde leerlingen aan wie we niet met zoveel woorden mochten vragen hoe het met de vaccinatiestatus gesteld was, over afgelaste fuiven die een extra cent in het laatje hadden moeten brengen, over coronavouchers van eerder afgelaste trips die moeizaam ingeruild raakten … Maar kijk, op het moment dat jij dit leest zijn we onderweg en ruil ik de vaart Stalhille – Brugge voor een weekje in voor uitzicht op de Middellandse Zee.

We gaan naar Marseille en Cassis, voor een trip om een de middelbareschoolcarrière van een groepje prachtige jonge mensen op een mooie, verbindende manier af te sluiten.

We bereidden voor, we stippelden wandelingen uit, legden sterrrenkaarten klaar, benadrukten dat er een brooddoos, een drinkfles, een slaapzak, een paar stevige schoenen en heel veel goesting om er iets moois van te maken in de valies / trekrugzak moest geladen worden.

En wat komt, dat komt. Er zal gedonderd zijn om het verre wandelen, het hostel zonder wifi, de blaren van x en de te zware koffer van y. Gestress om de treinoverstappen en om de opdrachten waarbij er mensen moeten aangesproken worden – in het Frans dan nog- daar ter plekke.

Maar het wordt mooi, het wordt onvergetelijk. We maken foto’s met ons hart die we een leven lang zullen koesteren. We gaan samen leren en vooral samen leven.

En daarna gaan we in een laatste rechte lijn richting afstuderen voor die meereizende leerlingen en daarna reizen zij verder zonder dat we ze fysiek de weg wijzen.

Maar we zullen steentjes verlegd hebben, daar ben ik zeker van.

De jongen en zijn vriend

Vrijdagmiddag, nog geen drie uur. De poort kriept open en de soundtrack voor de komende week begint. De meisjes zijn thuis van school en in vrijdagmood. Lees: beetje hangen, beetje roepen, beetje zeuren om wat lekkers. Ik heb mezelf voorlopig nog ‘eingesperrt’ in mijn bureau boven. De intervallen tussen de dringende klopjes op mijn deur worden steeds korter.

De deadline voor de examenevaluaties schuurt tegen zijn einde aan. Het nieuwe evaluatiesysteem op school kampt met nogal wat kinderziektes waardoor een kleinigheidje aanpassen hier en daar al snel uitmondt in een urenlange heropstartsessie.

Deze week gaan we online klassenraad houden. ‘We do what we have to do’.

Toch sta ik versteld van de frisse monterheid waarmee ik dit alles eraan zie komen. Ik heb het voorbije jaar meer boeken gelezen dan ooit tevoren, ik heb mijn weg gevonden in een nieuw schoolsysteem en ik ben er voor het eerst in jaren in geslaagd om enige regelmaat te krijgen in mijn loopsessies. (Tot een gebroken voet vanwege een fietsongeval middem november daar een stokje voor stak. Ondertussen ben ik uit het gips en lijkt een eerste loopsessie stilletjesaan haalbare toekomstmuziek.)

Net als zovele andere gezinnen raakten ook wij in een quarantaineloop gevangen. 4 van de 7 gezinsleden kregen corona. Gelukkig zonder veel erg. De jongens en ik ontsnapten er voorlopig aan.

Ik neem het verhaal van de verveling en de afgelaste sportwedstrijden, het gesukkel met codes en testresultaten niet mee naar morgen.

Doe mij maar het verhaal van de wonderlijke juf van kleine broer. Ik vertelde er hier al eerder over. Kleine broer heeft moeite met school. Zo veel moeite dat het buitengewoon onderwijs voor hem een veilige haven werd waar het leren wel lukt, op zijn tempo. Terwijl zijn tweelingzus zich de leerstof van het 4e leerjaar eigen maakt, baant hij zich een weg door de leerstof van het 2e leerjaar.

Op zoveel andere vlakken excelleert het kind wel. Tijdens zijn quarantaine was zijn grootste bezorgdheid wie zich nu om klasgenootje S. zou ontfermen. In de klas van kleine broer zitten normaal begaafde kinderen met leerstoornissen en met autisme broederlijk naast elkaar.

Kleine broer en S. zijn 2 handen op één buik. De jongens begrijpen elkaar zonder woorden. Kleine broer die erg opmerkzaam is en altijd alles heeft gezien, voelt aan wanneer S. extra beschutting nodig heeft en neemt hem in bescherming als andere kinderen het op hem gemunt hebben. Zonder roepen en zonder tieren. Gewoon met rustige vastigheid.

Thuis slaat kleine broer net zoals de rest van de kroost wel eens aan het razen. Hij verheft zijn stem, hij grist een 2e portie koekjes weg en ontkent vervolgens staalhard. Hij wordt razend kwaad als grote broer langer mag opblijven en houdt vervolgens als een onvermoeibare soldaat de wacht voor zijn slaapkamerdeur.

Maar op school is hij de hoeder van S. En toont hij ons dat school zoveel meer is dan je de leerstof van schooljaar X of Y eigen maken.

Dit verhaal neem ik mee naar 2022.

En hier, hier blijf ik van dromen voor 2022.

Waar zijn de helden?

Tussen 8 u 15 en 15 u zijn de hond en ik op dinsdag, donderdag en vrijdag alleen thuis.

De introspectie, de diepe drang om waardevols mee te nemen uit de periode die voorbij is, komt vanzelf, hand in hand met dat beetje rust en stilte waar ik zo naar uitgekeken heb.

Geen standbeelden

Ik wil geen standbeeld installeren, Voor niemand.

Ik wil wel zeggen dat het klopt. Dat één mens met een vriendelijk woord of een oprecht gebaar een spoor door andermans leven kan trekken dat leidt naar meer zinvolheid, meer mededogen en meer betekenis:

  • De bibliotheekmedewerker die me zegt dat ze met plezier op zoek is gegaan naar de boeken die ik meerdere keren per week bestelde via de afhaalbib in mijn thuisgemeente.
  • De juf van kleine broer die me na zijn eerste schooldag een berichtje stuurde om me te zeggen dat ons jongetje zich zo verloren leek te voelen op school, maar dat het beterde toen ze hem liet vertellen over zijn dieren.
  • De busbegeleider die mijn gemondkapte kind begroet met een luid en duidelijk ‘goeiemorgen, Beertje’.
  • De scoutsleiders die meteen nadat bekend is gemaakt dat jeugdkampen kunnen doorgaan een op en top professionele brief bezorgden met heldere uitleg over het langverwachte kamp van onze 4 oudste rakkers.
  • Het groepje leerlingen (opvoeders in spe) dat mij tijdens een moeilijke livesessie – met veel gedonder met mijn eigen kinderen –  tips gaf over hoe ik mijn kroost op een fijne manier gemotiveerd kon houden voor hun schoolwerk.
  • De leerling die me liet weten dat ze dankzij mijn originele boekopdrachten opnieuw met veel plezier zelf aan het lezen is geslaan.

Een job uit de 1.000

Ik wil evenmin een pleidooi houden. Voor of tegen de zinvolheid van om het even welke job.

Ik wil alleen zeggen dat wie leerkracht is en die job vervult vanuit een diepgewortelde overtuiging dat een mens een ander mens kan doen groeien altijd zinvol werk kan verrichten.

Als je de wet van de communicerende vaten maar binnen handbereik wil houden, als je maar wil luisteren en blijven luisteren.

 

 

 

 

Wonderwoman bestaat niet

Vorige maandag stapte kleine broer opnieuw op de schoolbus. Met mondkapje om. Weg grote mond. Plots bleven er alleen nog bange ogen over.

En een hart, het mijne, in 1.000 stukken op de grond. Omdat dat kind op die bus moest en omdat ik tegelijkertijd zot content was dat hij op die bus kon.

Omdat meer dan 2 maanden met mijn 5 bloedjes op een stok het uiterste van mijn krachten, mijn energie en mijn geduld heeft gevergd.

Lees verder

Het jongetje dat nog steeds naar de wolken kijkt

Vorig jaar schreef ik hier al eens over mijn jongetje dat zo graag naar de wolken kijkt.

Mijn tweelingkindje, mijn dierenvriendje, mijn prins vol charmes. Wel dat jongetje doet dat nog steeds. Dat jongetje kijkt nog steeds ontzettend graag naar de wolken. Dat jongetje droomt van een hond en wil later een kinderboerderij uitbaten. Dat jongetje zit dit schooljaar ook voor de 2e keer in het 1e leerjaar.

DSC_5008

Lees verder

How to learn to love books?

Ik denk dat het kan: Andere mensen van boeken leren houden. Als je dan nog eens zo’n bofkont ben als ik, leerkracht Nederlands in een middelbare school, dan is het zelfs een levenswerk om het ontstaan van dit wonder te leiden en te begeleiden.

Laat het zomervuur nog maar even branden. Ik zet alvast de literatuuraanpak voor mijn leerlingen voor volgend schooljaar in de steigers.

IMG_9285

Mijn aanpak: Lees verder

Tot de honden komen

Scène uit roman omzetten in theatertekens 

Romochka is een 4-jarig jongetje dat samen met zijn mama en oom in een armoedige huurkazerne in Rusland woont. Als de volwassenen hem in de steek laten probeert het kleintje zichzelf te redden. Hij probeert eerst in het appartement aan eten en drinken te raken, maar als dat niet lukt gaat hij naar buiten, de vrieskou in.

Hij achtervolgt een verwilderde zwerfhond die hem toelaat in haar hol in een vervallen kerk.

vervallen-kerk

Moederziel alleen zoekt Romochka onderdak en warmte bij een roedel wilde honden

Pups

In de scène die ik tot theatertekst verwerk, ziet Romochka dat Mamoschka, de hond die hij gevolgd is, een nest met 4 puppy’s heeft. Hij besterft het van de honger en probeert melk te drinken bij Mamoschka, als was hij haar 5e pup.

Ik kies ervoor om de rol van Mamoschka te laten spelen door een volwassene. Het is niet echt duidelijk of het een mam of een vrouw is. De persoon draagt een bruine onesie. Op de buik zie je duidelijk gezwollen tepels. De persoon is groot en vrij fors gebouwd.

De pups zijn kinderen van een jaar of tien. Ze zijn tenger gebouwd en dragen onesies in verschillende kleuren. Het zijn wel allemaal kleuren die natuurlijk aandoen, bijvoorbeeld grijs, vuilwit, beige, …

Dit vijftal ligt neer op een verzameling versleten vodden en dekens. Alles is overdekt met hondenhaar. De ruimte is bezaaid met lege plastieken draagtassen. Op de achtergrond liggen een aantal karkassen van vogels. Op de achtergrond speelt op een groot scherm een film zonder geluid van een roedel honden die op een vuilnisbelt rondhangt.

Een moderne Romulus

De persoon die Romochka speelt is een jong kind. Hij is wel iets ouder dan de Romochka uit het boek. Hij draagt een tot op de draad versleten grijs t-shirt en een kleurloze blauw-grijze joggingbroek. Hij heeft geen schoenen aan. Zijn sokken zijn eveneens grijzig. Het kind draagt een smerige winterjas met een bontkraagje. Hij zit op de grond voor het hondennest en wiegt heen en weer. Het knaapje heeft het duidelijk koud. Hij probeert zijn handjes warm te blazen en probeert zich een beetje te bedekken met de rondslingerende plastieken draagtasjes.

Mamoschka ligt op haar zijde en aait de puppy’s af en toe. De puppy’s zijn een beetje wild en duwen met hun handen in Mamoschka’s flanken. Af en toe is er gepiep te horen. De pups die het te bont maken krijgen een snauw van de moederhond.

Romochka schuifelt voetje voor voetje dichterbij. Op het einde van de scène heeft hij een plaatsje bemachtigt naast de moederhond en duwt hij ook met zijn handjes in de flanken van de hond.

tot-de-honden-komen

Eva Hornung, Tot de honden komen, 271 p.

(****): prachtig, meeslepend verhaal. Een absolute aanrader van mensen die geïnteresseerd zijn in de band tussen mens en dier.