Voor de veiligheid van de kinderen

We tikken stilletjesaan richting kerstperiode. Nee, de kerstkaartjes zijn nog niet gemaakt en de fotocadeautjes nog niet besteld. De laatste lessen van het jaar zijn wel gegeven. En die waren dik in orde. De kerstloop in Brugge is ook gelopen en die kroop me wel een beetje in de kleren. Zo na een week van ren-je-rot-van-her-naar-der. En dan ook nog eens 10 km in plaats van 6. Soit, ik heb genoten, daar niet van.

Zondagmiddag was er de langverwachte EK-wedstrijd / crosscup in Brussel. Wacht nee – dat klopt niet – die crosscup werd er gewoon tussenuit genepen. ‘De youth races’ kunnen niet doorgaan kregen we de avond voordien droogweg via mail te horen, ‘voor de veiligheid van de kinderen’. (Lees: Die honderden kindervoeten zullen het parcours nog meer in een modderpoel veranderen. Er zal kritiek komen. Wacht neen – dan maar geen kinderen.)

Jammer toch, voor die jonge atleten, dat ze niet mogen lopen en nog meer dat we hen voortonen hoe je als ‘groot mens’ een kat vooral geen kat mag noemen en hoe je vooral niet mag zeggen waar het eigenlijk op slaat. Zeg het gewoon zo: ‘Er is veel modder. Als jullie eerst met al jullie enthousiasme door die grasstroken gaan ploegen, is er straks voor de grote mensen geen plekje meer over waar ze niet tot aan hun enkels in de modder staan. Dan gaan ze glijden en over elkaar heen vallen en zullen ze zeggen: ‘Die Belgen maken er een potje van met hun EK daar in de modder. Sorry, jongens en meisjes, dit lukt niet.’

Nog iets waar mijn hart van bloedt, waren de tegenvallende pisa-resultaten van onze jongeren en nog meer de manier waarop we daar allemaal van in een kramp schieten. Ik zie dat ze er zijn, die jonge mensen met stamina en talent, die er vol voor gaan. Ik zie ook dat een aantal van hen vol op de rem gaat staan en niet wil meedoen – of alleen met de handrem op wil meedoen.

Ik zie ouders en leerkrachten buigen en plooien, toedekken en instoppen. Zichzelf en hun kind in slaap sussen. Ik leer en ik ervaar dat mildheid wonderen kan doen, maar dat er grenzen zijn.

Achteraan in de klas

Ik zat ooit achteraan in de klas tijdens fysica. Ik was 14 en zat in het 3e middelbaar. – Later zou ik dierenarts of germanist worden. Latijn-wiskunde moest en zou het worden, als studierichting met zo veel mogelijk verderstudeeropties. Ook al was toen al duidelijk dat mijn talent voor talen groter was dan dat voor wiskunde en wetenschappen. – Na les 1 werd me duidelijk dat ik de leerkracht vooraan helemaal niet kon verstaan daar zo helemaal achteraan in de klas.

Ik ben namelijk doof aan mijn rechteroor wegens complicaties bij de bof in mijn kleutertijd. Zien wat er op het bord stond, lukte ook moeilijk met die niet-perfecte ogen van mij. ‘Ik spreek luid genoeg’, zei de leerkracht. Toen ik haar vertelde over mijn ‘probleem’. Het was niet luid genoeg en het lukte niet zo goed voor fysica. Ik studeerde me suf voor een pover resultaat en pikte een jaar lang amper iets op uit de les.

Dit scenario herhaalt zich vandaag hopelijk minder vaak dan toen. Elke gerechtvaardigde vraag om hulp moet gehoord worden en moet helder gesteld worden. Dan kunnen we starten en onze energie op een nuttige manier aanwenden.

De generatie die nu op de schoolbanken zit heeft wƩl oog voor wie een functioneel probleem heeft en kan al veel beter duiden en omschrijven wat er fout loopt. De daadkracht moeten wij hen nu enkel nog vol overtuiging voorleven.

Als we dat nu eens meenemen: Als we duiden en instrueren. Een kader schetsen, geen luiheid gedogen – je leest je boek, je bereidt je toets voor, je legt je telefoon weg, je haalt je kauwgum uit je mond, je zet je stoel op je bank, je laat de hond buiten, je laadt je chromebook op, je ruimt je dienblad af, je zet je fiets weg – en zelf tonen dat het zo vooruit kan gaan.

Dan zijn we echt onderweg naar morgen en dan zijn we echt oprecht begaan met de veiligheid van de kinderen.

Laat ze lopen en vliegen met hun haren in de wind om energie en kunde op te doen voor later, als ze groot zijn.

Het is een wedstrijd (die je niet winnen kan)

Of ik mee ga naar het Belgisch kampioenschap veldlopen vraagt manlief ergens tussen soep, patat, drol van puppy Ollie en alarm van de rookmelder omdat ik het vlees vergat op het fornuis. Ik zeg ‘ja’ omdat ik dat heel graag doe. Ik hou ervan om met mijn camera in de aanslag door de modder te banjeren en al die atleten en vrijwilligers bezig te zien.

Hoe de pubermeisjes die zich de ziel uit hun lijf hebben gelopen zich gedwee door hun mama laten ondersteunen, hoe die opgeschoten jongens elkaar onhandig omhelzen bij wijze van felicitatie, hoe de blijdschap of de ontgoocheling van al die sportieve lijven af te lezen valt …

En ik wil mijn grote jongen uiteraard zien schitterend. Het wordt spannend of hij het deze keer al dan niet zal halen van zijn eeuwige rivaal, de rijzige en sympathieke BarnabƩ Chiliade uit Walloniƫ. (Hij haalde het net niet. Slikte zijn ontgoocheling grootmoedig door en is nu al een wedstrijdaanpak aan het uitdenken om volgende keer wel dat felbegeerde shirt met driekleurstrookje te bemachtigen. )

Ik maakte zondag even abstractie van het feit dat ik me tijdens schoolweekends eigenlijk geen volledige dag uithuizigheid kan permitteren. Ik heb 2 keer 5 uur nodig – op zijn minst – om mijn lessen en correctiewerk rond te krijgen. Anders worden mijn nachten weer veel te kort.

En dat wil ik niet. Toch doe ik het. Keer op keer. Werken lang nadat de lichten om me heen overal uit zijn gegaan en niet zelden nadat ik die kroost die geen 20 jaar meer om verhaaltjes zal vragen met net iets minder geduld dan ik oorspronkelijk in gedachten had in bed heb gedropt.

Veel dingen lukken goed. Ik voel me goed in mijn (sportieve) vel. Ik train consequenter dan ooit tevoren voor de halve marathon die ik in maart volgend jaar wil lopen. Ik lees boeken, ik sta te blinken vooraan in de klas. De kinderen vertellen over wat hen bezighoudt zonder dat ik het eruit moet sleuren. Ze pakken hun fiets om zelf naar de scouts en de atletiek te rijden en zijn op hun gezegende momenten zo lief en attent voor elkaar. En die momenten zijn best wel talrijk.

Er zijn afgebroken sleutels in fietsslotjes, moeilijke toetsen voor Frans, rommelige kamers, wasgoed waar geen eind aan komt, maar dat deert me eigenlijk niet.

Het is dat eeuwige tijdsvraagstuk dat wringt en dat ik bij zoveel mensen om me heen hoor en voel knagen. In een poging mezelf op de been te houden en toch af en toe een moment rust te creĆ«ren bestaan mijn dagen vooral uit werken, moederen en atletiekuitjes. Ik skip veel dingen die ik eigenlijk ook graag doe: Koffie drinken met vriendinnen, gewoon niets doen, gaan zwemmen met de kroost, vol-au-vent maken, nieuwe recepten uitproberen, handgeschreven brieven schrijven, langsgaan bij mijn ouders, …

Misschien is wat ik wel doe voorlopig genoeg en leer ik doordat ik besef dat tijd een zeldzaam goed is die schone momentjes met manlief, de kroost, de neefjes en nichtjes, de buurkinderen en hun ouders des te meer waarderen.

Misschien heb ik straks spijt van wat ik gemist hebt.

Zolang de puppy’s voor de puppy’s zorgen en de kinderen de nieuwe buren met heerlijke tekeningen en zelfgebakken koekjes welkom heten tel ik mijn zegeningen en kus ik mijn polletjes voor zoveel geluk en schoonheid in Ć©Ć©n mensenleven.

Het gaat erom om de juiste cadans te vinden. Ik voegde wat interessant non-fictiemateriaal toe aan mijn leesroutine met deze interessante tijdsplanner van Cal Newport en probeer mezelf te leren dat het ok is dat het soms eens genoeg geweest is en dat je de boeken moet leren toedoen als het vet van de soep is.

De achterkant van de zomer

Het gaat hard. Dit schooljaar. De dagen verglijden. Vaak in schoonheid. Vaak met tonnen voldoening voor wat ik samen met mijn collega’s voor mekaar krijg als onderwijsprofessional. Maar nog te vaak met te weinig tijd en ademruimte voor het thuisfront.

2 van onze kinderen. Grote broer en grote zus gaan ondertussen naar de middelbare school. Ik zie de volwassene die ze bijna zijn glimmen onder hun vel en ik zie ook daar veel schoons.

Schoolverlatersklas

Kleine broer zit in de schoolverlatersklas in het buitengewoon onderwijs. Hij kan misschien volgend jaar al overstappen naar de B-stroom in het middelbaar. Dat wil hij heel graag. Samen met zijn tweelingzus naar het middelbaar. Al is samen in hun geval ook telkens weer apart. Het wordt een andere school, het wordt een andere weg. De kaarten van kleine broer liggen nu eenmaal anders. Zijn talent is er daarom niet minder om. Al lijkt hij daar zelf meer en meer aan te twijfelen.

In afwachting daarvan sleept zich door zijn schooldagen en is hij een ander kind in het weekend en in de vakantie. Keer op keer raap ik mijn moederhart of wat daarvan rest van de grond als ik hem met hangende schouders naar beneden zie komen voor het ontbijt of als ik hem ’s avonds vraag of hij alsjeblieft zijn huiswerk wil maken.

Ik objectiveer en kijk soms naar mezelf vanop een klein afstandje. Ik zie vaak / geregeld / soms – schrap hier gerust wat niet past – dat het ok is. Dat ik het goed (genoeg) doe als moeder en als mens. Dat er vrijheid en veiligheid is en dat onze kinderen voor elkaar en voor hun vrienden en familieleden zorgen.

Groeikansen

Ik zie ook best nog groeikansen in dat omgaan met tijd. Sinds ik Atomic Habits van James Clear lag, ligt mijn gsm bijvoorbeeld niet meer in mijn bureauschuif maar buiten mijn werkkot in een blikken koekentrommel.

Toch constateer ik telkens opnieuw dat de werkdruk hoog is in het onderwijs en dat de zoektocht naar vervangers voor collega’s die uitvallen wegens ziekte of die met zwangerschapsverlof gaan of ouderschapsverlof opnemen de proportie van een ware odyssee aanneemt.

Hoe is dat zo ver kunnen komen? Waar moet dat heen?

Ik probeer het vaak zo te bekijken. In het licht van de eeuwigheid ben ik van weinig waarde. Ik win straks geen nobelprijs. Ik leef mijn leven met open ogen, ik probeer voor mezelf te zorgen, ik probeer mijn kinderen te leren dat ze dat ook moeten doen, maar ik benadruk constant dat ze ook kunnen helpen om voor elkaar en voor anderen te zorgen.

Ik ben mij ervan bewust dat ik rechten heb, maar ook plichten.

Als we dat nu eens met z’n allen zouden proberen. Niet hoog van de toren blazen en doen alsof wij wel weten hoe het moet, maar gewoon doen. Elke dag opnieuw. Vol goede moed en goesting en met onze oren en ogen wijd open.

We zullen nooit kunnen vermijden dat er dingen fout lopen, dat we ons geduld verliezen of al eens wat tijd verlummelen, maar dat moet ook niet. Perfectie is niet (altijd) nodig.

Noodlot

Laat mij eens met een heel droevig voorbeeld illustreren hoe je mekaar kunt dragen of hoe je mekaar kunt negeren.

De donderdag voor de vakantie sloeg het noodlot toe voor onze lieve hond Rex. Hij glipte ’s middags onder de poort door en werd aangereden door een auto. Kleine zus en haar vriendinnetje waren alleen thuis en hoorden een harde klap. Ze liepen meteen de straat op en haalden Rex naar binnen. Hij jankte en had veel pijn en is even later gestorven. De chauffeur die Rex aanreed, reed waarschijnlijk te snel, was afgeleid of had hem gewoon niet gezien. Dat kan gebeuren (die twee laatste dingen). Niemand gaat de weg op met het plan: ‘Ik ga vandaag eens een hond doodrijden’. Rex moest daar ook niet lopen. (Dat weten we ook). Maar die chauffeur maakte het wel nog erger door niet te stoppen en twee kleine meisjes alleen te laten met een stervende hond.

Dat bedoel ik ook met voor elkaar zorgen. Wel stoppen en wel helpen en niet er niet van uitgaan dat het ook ok is als je het een ander voor jou laat oplossen of erger nog ervan uitgaan dat jij gewoon helemaal niets moet doen.

Ook als het slecht gaat, als je een fout maakt, als je een belofte niet nakomt of als je het gewoon verkakt, is het je plicht om je als mens onder de mensen te gedragen.

Maak je niet uit de voeten, kijk niet weg, vergeet niet om ook voor elkaar te zorgen en andere mensen door de dagen te dragen als je je daar sterk genoeg voor voelt.

Kleine broer is er het hart van in dat zijn allerbeste dierenvriend er plots niet meer is. De vrijdag voor de vakantie hingen zijn schouders nog meer af dan anders. Was er beeld zonder klank en zat er een kind aan mijn keukentafel dat er niet toe in staat was om naar school te gaan. Het verdriet was te groot. Gelukkig was er een fijngevoelige buurvrouw aan wie ik het slechte nieuws over Rex had verteld en die me had laten weten dat ze die vrijdag thuis was met haar zoontje van twee en dat kleine broer daar terecht kon.

Dat is voor elkaar zorgen en elkaar en elkaars kinderen door de dagen helpen dragen.

Het verdriet om onze lieve, onstuimige Rex blijft vers en blijft schrijnen.

We haalden wel een nieuwe pup in huis. Voor kleine broer, voor grote broer, voor grote zus, voor kleine zus, voor het kleinste sprotje, voor onszelf en voor de neefjes, nichtjes en buurmeisjes die onze huisdieren allemaal om ter liefst zien.

Ollie heet hij. Wensen jullie hem een lang en gelukkig leven toe en rij je straks voorzichtig?

Zomerreis met 12 kinders

Meer dan 20 jaar geleden – half zou oud als nu was ik toen – keerde ik van zomerreis terug met een lief. Ik kende hem toen al een eeuwigheid. We hadden alleen nog wat extra dagen onder de Italiaanse zon nodig om te ontdekken dat er meer in ons verhaal samen zat.

En kijk, zoveel zomers later. Still standing en meer dan dat , manlief en ik – vaderend en moederend over een heerlijk troepje kinders tussen de 9 en de 14 en nonkel en tante van een veelvoud van ons eigen vijftal.

Broer en manlief zijn goede vrienden sinds het begin van hun middelbareschooltijd. Zijn 5 dochters en 2 zonen groeien samen op met die van ons. Na een aantal geslaagde weekendjes en heel veel samen moederen en vaderen op doordeweekse dagen brachten we voor de eerste keer een deel van onze zomerreis samen door.

Broer en schoonzus en hun kroost gingen eerst op vriendenbezoek in Zwitserland en verbleven een week aan het Italiaanse Gardameer. Wij gingen voor een vijfdaagse in het mooie en rustige Beieren en reden daarna door naar Hongarije.

En of het geslaagd was!

Belgen in Hongarije

Na een fijn en hartverwarmend verblijf op Hoopoe Glamping in Montenegro bij mijn vroegere buurjongen Matthieu gingen we in september 2022 op zoek naar een gelijkaardige verblijfplaats op een locatie die doenbaar is met de auto. Het werd Hunza Ecolodge in Hongarije. Een schitterende plek die met veel liefde gerund wordt door Roeland en Milady, 2 uitgeweken Gentenaars.

Ze wonen naast de Ecolodge met hun kinderen en dragen de liefde voor Hongarije en voor hun plekje onder hun vel. Ze bieden niet alleen een jaarlijks geĆ¼pdatetete eigen reisgids uit met talloze tips over eten, drinken en haalbare uitstappen, maar zijn ook heel erg behulpzaam en toegankelijk voor duizend en Ć©Ć©n vragen over hun kleinschalige paradijsje en de wijde omgeving errond. Op Hunza zelf is er heel net sanitair en een goed uitgeruste buitenkeuken. Alles is helemaal in orde. Er is een eigen moestuin, het douchewater wordt verwarmd op hout, wie wil kan een heerlijk ontbijt bestellen dat om klokslag 8 u in een houten krat voor je tent wordt gezet. Als kers op de taart is er een fijne bar (de openingsuren worden dagelijks op een krijtbord geschreven) en een winkeltje met lokale producten. Je kan er ook een mand wasgoed laten wassen en plooien tegen een eerlijke prijs. Wat bovendien geldt voor alles op Hunza.

Roeland en Milady zijn trots op hun plekje en stralen heel veel contentement uit. ‘Hun Hunza’ is duidelijk veel meer dan alleen maar een manier om brood op de plank te krijgen. Het is een manier van leven die ze graag delen met anderen. Hun gastentafel op vrijdag met pizza en heel veel ander huisgemaakt lekkers is een absolute aanrader en een prima gelegenheid om de andere kampbewoners te leren kennen.

Wij verdeelden ons reisgezelschap over een glampingtent, een cabin in the woods, de bohowagon en 2 zelf meegebrachte tenten voor de oudste kinderen. Net als elke Europese vakantieganger kregen wij ook een nacht met drensende regen en heel veel bliksem en donder over ons heen. Gelukkig zonder water- of andere schade. (Alleen maar een nachtelijk stresske over kinderen die niet bij ons in de tent lagen.)

We wandelden en fietsten, bezochten een attractie– en een waterpark en genoten van het nabijgelegen stadje Pecs. Outdooractiviteiten en zwemmen zijn hier heel erg betaalbaar. Adem wel eerst eens diep in en haal je beste Duits of Engels boven. Grote gezinnen zijn hier duidelijk geen dagelijkse kost waardoor het meestal even duurt vooraleer het kassapersoneel er uit is hoeveel je nu eigenlijk moet betalen.

Ons assortiment

Ons meereizende jonge volkje bestond uit een heerlijk levendig assortiment kinderen en pubers tussen de 4 en de 16 jaar oud.

Ideaal bedachten we ter plekke.

Met al te veel heel jonge kinderen ben je zelf nog te veel aan het sussen en blussen om je koffie warm opgedronken te krijgen – laat staan dat je er dan nog een roedel extra bijneemt.

4+ is er over het algemeen wel al min of meer toe in staat om niet door het lint te gaan bij honger, dorst, vermoeidheid of afgepakt speelgoed en weet al eens een traantje te verbijten, een opmerking in te slikken of een misverstand op een beschaafde manier uit te klaren. Er bleef al een eens puber op de wc of in zijn tent hangen, maar er was vooral zeer veel zin om er samen op uit te gaan en om de dag te plukken en het moment te beleven.

Ook als volwassene moet je een beetje kunnen meedeinen op de kabbeling van de golven van de dag. Iets waar wij met ons gezelschap van een babbelaar, een doener, een denker en een lezer prima toe in staat bleken.

Wij sloten onze vakantie met een heel fijn gevoel af. Broer en schoonzus reden het stuk Hongarije – BelgiĆ« in 1 dag. Wij bleven nog 2 nachten slapen in Zuid-Duitsland en gingen met ons gezin alleen nog naar het attractiepark Tripsdrill.

De boekenbanjeraar

Ik banjer door de schoolgang met mijn armen vol boeken. Om straks iedereen die de melding in de Classroom om boek 3 mee te brengen naar school al dan niet moedwillig heeft gemist alsnog van leesvoer te voorzien.

‘Iedereen’ is hier een groep van bijna 50 zeventienjarigen die school lopen op die fijne plek in Brugge waar ik als leerkracht aan de slag ben.

De schoolreis van vorige week zit nog in hun hoofd, de zomer zit al in hun tenen. Sommigen lezen graag en veel, anderen lezen met lange tanden, nog anderen roepen de hulp van Chat GPT in of vinden het van zichzelf al heel wat als ze op z’n minst de film bij het boek hebben gezien.

De correctie van de 47 opdrachten bij ‘boek 3′ zal me straks minstens 47 keer 6 minuten kosten (omgerekend een dikke 5 uur en dan heb ik er reminders voor de late indieners en de op-de-verkeerde-plek-of-via- het-verkeerde-kanaal-indieners nog niet bijgerekend). Met graagte gedaan, ’s morgens vroeg of ’s avonds laat, zolang ik zelf nog wat tijd overhoudt voor mijn eigen leesminuutjes en zo lang het ergens toe leidt.

De goesting om mijn leerlingen te doen lezen blijft groot. Ook als ik merk dat het trekken, slepen en sleuren blijft.

Ik lees voor (daar blijven ze van houden ook als ze bijna volwassen zijn), ik lees zelf op elk vrij moment, ik maak graag reclame voor boeken die louterend aanvoelen of die aansluiten bij de interesse van specifieke leerlingen. Ik hou bij wie welke boeken leest, wie tijdens leespraatjes rood aanloopt omdat hij of zij niet uitgelegd krijgt welk moment uit het boek herkenbaar aanvoelde of welk beeld volgens hem of haar mooi was geconstrueerd. Ik gebruik moeilijke woorden (bij mondjesmaat) omdat ze die dan straks kunnen toevoegen aan hun eigen vocabulaire.

Nu moet ik weg.

Ik hou een ‘leestwintigje’ met mijn dochters. 20 minuten. Zitten. Lezen. Zwijgen. Heerlijk. En mijn zonen, die lezen ook, voorzichtig met mondjesmaat, op de mat, in bed, ergens onderweg.

Mag ik dan nu gedeeld door twee?

Niks van

Er kwam niets van in huis, van dat voornemen om minder geen.tijd te hebben. Minder dan niets. De reden daartoe is simpel en verbijsterend tegelijkertijd. Gebrek aan mankracht. Onze school draait net als zovele andere Vlaamse scholen op te weinig mankracht. Collega’s die een tijdlang afwezig zijn door zwangerschapsverlof of familiale omstandigheden worden niet vervangen omdat er niemand beschikbaar is voor de openstaande vacatures.

Wie er wel is, moet pompen of verzuipen en doet dat met liefde en mededogen en wil de lat niet langer leggen of de aandacht voor leerling x of y die jou of die afwezige collega echt nodig heeft niet laten slabakken.

‘Hoe kan dat nu?’, vraag ik me steeds vaker af. Voor ik benoemd was – en dat is nog niet eens een decennium geleden – zat ik elk schooljaar van zodra het goed en wel pasen was met de daver op het lijf over wat het verdict voor juni zou zijn. Uren of geen uren, de zomer in met uitzicht op werk in de school waar je graag wou blijven of als een hond of als de vuilniszak op straat gegooid worden ondanks al je inzet, ondanks al je moeite om het goed te doen en iets te betekenen voor je leerlingen en collega’s.

‘Hoe kan dat nu?

Ze zijn talrijk, de anekdotes die ik je kan vertellen, over mailtjes met de droge melding ‘aantal beschikbare uren: 0’ een half uur voor de zomersluiting van die school van toen – de baby op schoot, de pas gedroogde kraamtranen en de wanhoop en ontreddering omdat niemand het nodig had gevonden om me op voorhand even in te lichten moet je er maar even bijdenken – , een halftijdse job in 2 scholen verspreid over 4 dagen met 3 kinderen in de crĆØche, het nachtenlange doorwerken aan een benoemingsdossier om toch maar ergens een voet tussen de deur te krijgen.

Soit, ik vond mijn plek en ik weet dat ik thuisgekomen ben. So, the past is the past.

‘Betalen we dan nu de prijs?’, voor dat eindeloze sollen met jonge leerkrachten van toen?

10 jaar later lijk ik opeens de knelpuntjob van mijn dromen beet te hebben en is er onder geen enkele steen nog iemand te vinden die even kan overnemen van mijn magnifieke afwezige collega. Niemand, behalve de collega’s die er al zijn en ook hun handen vol hebben.

‘Wat is dan de beste optie?’, vraag ik me steeds vaker af. Als ik weer eens op mijn ongemak ben omdat ik op zaterdag tot 7 u 30 heb uitgeslapen en me daardoor echt weer zal moeten reppen om voldoende tijd vrij te kopen om op zondag op mijn gemak mee te kunnen gaan naar de atletiek, als ik op mijn ongemak ben om ik me altijd moet haasten, als ik achterloop met mijn verbeterwerk (iets wat jaren geleden is omdat ik het zo belangrijk vind om de leerlingen steeds zo snel mogelijk feedback te geven). Als ik te weinig tijd heb om te koken, om gewoon te zijn, als ik van een dierbare vriendin hoor dat ze niet meer zomaar even durft binnen springen omdat ze me niet van mijn werk wil houden, als ik in korte vakanties amper nog afspraken met vrienden durf in te plannen, als ik me eindeloos opwind over het feit dat ik mijn schaarse vrije tijd moet opdoen aan familiale verplichtingen, als …

Het is zo’n fantastische, heerlijke job, lieve mensen. Waar ik zo graag zoveel voor doe.

Ik betaal een prijs, dat besef ik goed en dat vind ik tot op zekere hoogte ook niet erg. De essentie van goed onderwijs is menselijk. Een mens die zijn vak beheerst, die veel energie heeft en geeft, die van andere mensen houdt en die het best floreert in een omgeving waar er veel van hem, haar of hen gevraagd wordt en waar er ook af en toe tijd is voor rust, maakt samen met andere mensen school.

Omdat hij, zij of hen het graag doet, het goed kan en erg gelukkig van wordt en blijft. En omdat er af en toe tijd is om bij te tanken en naar zuurstof te happen.

Dit laatste is voor steeds meer onderwijsmensen iets waar ze niet meer aan toe komen. Da’s jammer, da’s triest, da’s verbijsterend. Da’s een probleem dat zich als een olievlek aan het verspreiden is omdat er steeds minder sterke schouders zijn om zij die het moeilijk hebben door de dagen te helpen dragen.

Geen.tijd.

Ik kan mij al eens kwaad maken op mezelf. Omdat ik rapper zou willen lopen – letterlijk en figuurlijk – en omdat dat niet lukt. De schoenen poetsen, de haren van de kroost dagelijks gekamd krijgen, het huis laten glimmen, vrienden ontvangen, veel boeken lezen, lessen ineen steken waar zowel ik als mijn leerlingen en coteachers alleen maar vrolijk en begeesterd van raken , mijn beestenboetiek verzorgen en most of all een nabije moeder zijn, die niet boos wordt om futiliteiten en die op vrijdagavond meer kan dan enkel ‘pap’ zeggen …

De realiteit haalt me al eens in en die realiteit is heel eenvoudig ‘ik ben maar een mens’.

Een mens dat best wat kan, dat na een moeizame start het kroostrijke gezin waar ze altijd van droomde ziet opgroeien in warme verbondenheid met elkaar, dat de job van haar dromen vond, maar dat altijd al moeilijk kon doseren.

Als een collega uitvalt dan neem ik over, als ik ’s avonds niet rond raak met mijn werk, dan sta ik vroeger op.

2022 leerde me dat ‘geen.tijd.’ niet te lang mag duren omdat je anders jezelf verliest en geen plezier meer vindt in wat je vroeger wel leuk vond. Dat je in vakantieperiodes dan echt de oplaadkabels moet bovenhalen om als een afgetobde auto bij te tanken en energie te slurpen.

En da’s jammer, omdat de tijd genadeloos verder tikt en je momenten mist waar je bij had moeten zijn.

Ik ga voor een jaar met een beetje minder ‘geen.tijd’.

Ik ga wel mee naar de atletiekwedstrijden van de kroost. Ik doe mijn best om de uitputting een beetje meer voor te zijn en al eens stop te zeggen als ik eigenlijk nog een beetje verder zou willen gaan.

Er is te veel te zien en te beleven waar ik meer met mijn gedachten bij wil zijn. En wie goed voor anderen wil zorgen, mag boven alles zichzelf niet vergeten.

Hap, slik, weg

Ik rommel in de diepvriezer, op zoek naar iets te eten voor de dag nadien. Iets wat vlot en eenvoudig te bereiden bakken of te braden is, waar ik een aardappel bij kan schillen (of niet schillen als ik echt geen tijd heb) en een eenvoudig groentegerechtje bij kan verzinnen.

En dan valt hij. Op mijn hoofd. Stuk. De glazen vruchtensapfles die daar ergens verloren stond te wiebelen op die vrieskist.

Scherven brengen geluk

Scherven brengen geluk, maar wat met scherven die te vermijden waren?

Ik kan me daar al eens het hoofd over breken. Bij first-world-issues als ‘gelieve de 3 verloren kaartjes van spel x of y terug te brengen of je moet het hele boeltje betalen. (@bibjabbeke) (Wanneer ga ik nu eindelijk eens voor mezelf toegeven dat je mensen hebt die dat kunnen, spelletjes uit de bib ontlenen en die intact en volledig terug brengen en mensen die dat niet kunnen?)

Het zijn de scherven van dat moederhart die ik af en toe eens van de grond moet schrapen die het diepst snijden. Als ik kleine broer dik tegen zijn zin en vaak in tranen zie zwoegen op zijn huiswerk. (Moeilijk en veel volgens hem, bijna altijd, sinds hij een klas hoger zit.) Of als het kleinste sprotje wil dat ik bij haar blijf, terwijl ik dringend op mijn fiets moet springen richting school en ze me in tranen achternaloopt. Op blote voeten.

‘Hap, slik, weg’, is dan vaak mijn tactiek. Mijn leven lang eigenlijk al. Maar nooit zonder eerst te benoemen dat ik gezien heb dat er iets aan de hand is. Dat het even een beetje stropte.

Dan kom ik thuis en is de tafel gedekt en de verjaardagstaart gebakken. Doet grote broer een poging om kleine broer met zijn rekensommen op weg te helpen en sleept het kleinste sprotje het logeermatrasje naar de kamer van haar grote broer. Om lekker dichtbij te zijn en te tanken voor de volgende dag.

Dan ben ik blij dat ik even geslikt heb en daarna ben verder gegaan. Dan passen alle stukjes van alles (inclusief mijn moederhart ) even heel mooi op elkaar.

Tot #Willemderostekater op de bureau heeft geplast, er geen enkel werkend fietslampje in huis blijkt te zijn, de hondenriem zoek is en er 2 fietsen tegelijkertijd lek zijn.

Dankjewel voor de tijd

Zomers kruipen niet, ze vliegen. Ook die lange leerkrachtenzomers. En ze zijn zo waardevol voor ons en voor onze leerlingen.

Omdat er dan eindelijk eens gelezen en gekeken en geleefd kan worden zonder dat de realiteit van weer een volgende lesmoment met een maalstroom aan nevenactiviteiten – van overleg met collega’s, tot organisatie van je eigen work-life-balance, tot feedback geven aan leerlingen, tot schoolreizen organiseren, infomomenten mee vorm geven, nieuwe evaluatiemethodes onder de knie krijgen … – het broze evenwicht tussen ‘he-dit -is-wat-ik-altijd-al-wilde-doen-met-mijn-leven’ en ‘help-ik-kan-niet-alles-tegelijk-doen’ kan verstoren.

Ja, ik pleit dus voor het behoud van die lange zomer.

Om onderwijskwaliteit te blijven garanderen en al die warm-menselijke motoren draaiende te houden. Want lesgeven is verdomd hard werken in een verrijkende, maar soms uitputtende omgeving. Aan iets wat zo waardevol is – het leven van de komende generatie mee vorm geven – dat er niet lichtzinnig en nonchalant mee mag worden omgesprongen.

Dankjewel dus voor de tijd om energie op te doen voor het schooljaar dat komt. En vergeet ook niet dat zoveel leerkrachten in zoveel scholen doen wat ze moeten doen en meer dan dat.

Met plezier, met de glimlach, elke dag.

Terug naar Montenegro

5 kleine kindertjes tussen de 4 en de 9 jaar oud namen we mee op onze 1e trip naar Montenegro. Dat we zouden terugkeren en blijven terugkeren wisten we toen al. Deze zomer was het zover, wij 4 jaar ouder, de kindertjes 4 jaar sterker en met ondertussen 13, 11, 2 keer bijna 10 en 8 lentes, zomers, winters en herfsten op de teller.

Het was opnieuw een prachtig, gericht schot in de roos. Wat een land is dat toch. Niet bij de deur, dat wel, maar de verplaatsing zooo waard. Een ideale bestemming voor sportieve waterratten. Logies op voorhand regelen en ter plekke gewoon zien wat de dag brengt. HĆ©t recept voor een zo goed als zorgeloos verblijf voor ons.

De weg

Na wat gesoebat besloten we om opnieuw te vliegen. 2.000 kilometer is nu eenmaal te ver voor ons. Ik heb een hekel aan autorijden en doe alles om daar onderuit te komen (het feit dat ik 20 jaar geleden 8 keer mijn rijexamen moest doen verraadde toen wellicht al een ernstig gebrek aan talent op dit vlak) en zo ver rijden zonder (competente) co-piloot is voor manlief ook maar sneu he.

We vlogen via Parijs met een tussenstop omdat dit een stuk goedkoper was. Dit raad ik niemand aan, want dat overstappen en eindeloos door controles drentelen terwijl er altijd wel een fles, water, een schaar of iets anders in een rugzak bleef steken is gewoon stressen en doemscenario’s voor je zien van vluchten die zonder jou vertrekken.

De bergen

We deelden de stok in 2 en gingen voor een dikke week in het frissere Durmitor (alhoewel dit ook een relatief begrip bleek) en klein weekje in de buurt van Skadar Lake.

Durmitor is een bergachtig gebied waar het fijn wandelen is en waar overal zwemplekken te vinden zijn. (Gewoon de bordjes met ‘jezero’ volgen en dan raak je wel waar je heel graag wil zijn.)

Ons 1e logement bevond zich ergens in een hol van Pluto, het plaatsje Kurikuce op een 10-tal kilometer van het ski-oord Berane. Onze gastheer sprak geen woord Engels, maar genoot ervan om bij ons aan tafel te zitten, met de kinderen te ‘praten’ (‘Peter Pan is my friend’) en de frigo vol te steken met zelfgemaakt en zelfgekweekt eten (van honing, tot yoghurt, tot kaas, tot frambozen).

Daarna ging het richting Niksic. Het huisje daar was erg basic (lees een ruimte met 6 slaapplekken, een kraantje buiten en een wc in een houten kotje aan het einde van de oprit). De woning waarvan we foto’s hadden gezien bleek verhuurd aan een Duits stel met 3 kleine kinderen. De vriendelijke ontvangst van bioboer Dorde en zijn zoontje Andrea maakten echter veel goed. We vergaten dat we een ander logement hadden geboekt, doorstonden de discussies met de kinderen over wie met wie een bed moest delen, hobbelden ’s nachts met slaapdronken meisjes die dringend moesten plassen richting toilet en hadden het eigenlijk prima naar onze zin.

En dan moest Momo’s plekje nog komen. Een logement in het dal gerund door de charismatische veertiger Momo die overdag in de bouw werkt en ’s morgens en ’s avond met zijn gasten in de weer is op zijn ouderlijke boerderijtje. Hij kookte, hij kweekt vis die hij ’s avonds voor je bakt, hij regelde een voormiddag raften en hij maakte voortdurend grapjes over de lange haren van onze zonen.

Asfalt, niets van

Net als 4 jaar geleden had ik ook nu flink wat moeite met de belabberde staat van de wegen. In Durmitor is het op dit vlak zelf nog een stuk slechter dan rond Skadar Lake. Je moet hier immers geregeld over stukken weg die niet geasfalteerd zijn en ik had je al verteld dat we het hier over bergachtig gebied hadden he.

Voor de rit naar Momo’s plekje moest je 10 kilometer lang over een veldwegel vol putten. Ik liet mijn plaats op de bijrijdersstoel dan maar voor wat het was en ging op de achterbank zitten met mijn ogen toe. (Bij wijze van compromis toen manlief mijn gedrag in de auto niet langer kon aanzien.)

IK RIJ NOOIT VAN MIJN LEVEN ZELF MET EEN AUTO IN MONTENEGRO. Maar zie, ondanks het feit dat manlief achteruit moest rijden langs bergwegen die aan verraderlijke dieptes grensden, dat hij tientallen keren zijn spiegels moest inklappen om een tegenligger te laten passeren en moest draaien op plekken waar je volgens mij met een Vito helemaal niet kunt draaien kwam alles toch helemaal goed.

De 1e dag reden we ons wel vast omdat de tunnel richting 1e logement afgesloten was en ik het niet haalde in de discussie omweg van 2 uur of grindweg door het bos. Twee jongemannen die in het bos woonden en een vrachtwagentje met sneeuwkettingen hadden hielpen ons uit de nood.

Hoopoe Glamping

We eindigden onze trip in een stukje paradijs in Virpazar, Hoopoe Glamping, gerund door mijn vroegere buurjongen Matthieu en zijn partner Daria. Matthieu was vroeger kind aan huis bij ons op de ouderlijke boerderij in Vlissegem. Het was dan ook een fijn weerzien en heel leuk kennismaken met zoontje Leon.

Hoopoe is ook gewoonweg prachtig, met heel veel eerbied voor de omgeving installeerden Matthieu en Daria hier een prachtige glamping. Compleet met gerieflijke tenten, heerlijke bedden, goed onderhouden sanitair en vooral met heel veel oog voor detail.

Van de zeepjes in de douche, tot de hangmatten buiten, tot de vermelding van de naam van de tent in krijtstift, tot het uitgebreide ontbijt met groenten uit eigen moestuin en het zalige zwembad. Alles is hier gewoon helemaal af.

Matthieu biedt ook avontuurlijke activiteiten in de omgeving aan. Voor de jeepsafari bedankte ik, wegens te veel schrik en schietgebedjes in de dagen daarvoor (ik genoot van een wandeling in mijn eentje en las een boek uit aan het zwembad). Toen ik de verhalen achteraf hoorde had ik wel spijt van mijn broekschrijterij, dat wel.

De kanotocht deed ik wel en die was heerlijk. Matthieu kent de weg, is een prima chauffeur en weet op welke waterplekjes het leuk toeven is.

We komen terug, wees daar maar zeker van.

Wat we deden

We wandelen en zwommen. Ontdekten nieuwigheden en bezochten een aantal plekjes van 4 jaar geleden nog eens opnieuw. Een greepje uit het aanbod.

  • We gingen suppen aan het strand van Kotor en vierden de 11e verjaardag van grote zus Sara heel toepasselijk in restaurant Sara binnen de wallen van de oude stad.
  • In Podgorica konden we op algemeen verzoek van de kinderen niet om een bezoek aan het ‘Wild & domestic animals sanctuary‘ omheen. Struisvogels, ganzen, geiten, schapen en ezels dokkeren hier vrolijk rond. Voor 20 euro hadden we hier een toegangsticketje voor het hele gezin. Voor 2 euro extra een grote schaal groentes die je aan de dieren mocht aanbieden. De aanwezige vrijwilligers zijn oprecht begaan met hun dieren. In de vier jaar sinds we hier voor het eerst waren zijn er ook best wel wat inspanningen gedaan om het park te verfraaien.
  • Raften op de rivier de Tara stond ook hoog op het verlanglijstje van de kinderen. Dit was iets prijziger dan we gedacht hadden.
  • We gingen zwemmen in het dorpje Godinje en bezochten de watervallen in Poseljani (die er nu wel een stuk droger bijlagen dan in 2018)
  • We genoten van elkaars aanwezigheid.
  • De dochters en ik vonden flink wat tijd om te lezen.
  • We gingen dagelijks uit eten met het hele gezin en betaalden hiervoor gemiddeld tussen de 50 en de 60 euro voor de hele troep.

mijneringen bij 4 jaar later

  • Handjes vasthouden duurt niet voor eeuwig. Rond hun 9e houden onze kinderen daar precies mee op. Waar ik in 2018 zelden beide handen vrij had, genoot ik nu extra intens van het handje van het kleinste sprotje in de mijne.
  • Sommige dingen veranderen nooit: 4 jaar geleden was ik doodsbang van de afgronden onderweg met de auto, daar was dit jaar niks, nada, niemendal aan veranderd.
  • ‘Papa, kijk dan naar mij!’ wordt ‘Papa, we gaan precies te snel voor mama.’
  • Gij zult altijd water en zakdoeken meepakken voor onderweg.
  • Wees mild en geduldig: Kijk naar de vlinders en de waterbeestjes, geniet van het gescharrel van de kinderen, reik handdoeken en drinkflessen aan, luister en sta versteld van de durf, de branie en van de liefdevolle manier waarop de kinderen met elkaar opgaan (op hun gezegende momenten).

2018 versus 2022