Ik kan mij al eens kwaad maken op mezelf. Omdat ik rapper zou willen lopen – letterlijk en figuurlijk – en omdat dat niet lukt. De schoenen poetsen, de haren van de kroost dagelijks gekamd krijgen, het huis laten glimmen, vrienden ontvangen, veel boeken lezen, lessen ineen steken waar zowel ik als mijn leerlingen en coteachers alleen maar vrolijk en begeesterd van raken , mijn beestenboetiek verzorgen en most of all een nabije moeder zijn, die niet boos wordt om futiliteiten en die op vrijdagavond meer kan dan enkel ‘pap’ zeggen …
De realiteit haalt me al eens in en die realiteit is heel eenvoudig ‘ik ben maar een mens’.
Een mens dat best wat kan, dat na een moeizame start het kroostrijke gezin waar ze altijd van droomde ziet opgroeien in warme verbondenheid met elkaar, dat de job van haar dromen vond, maar dat altijd al moeilijk kon doseren.
Als een collega uitvalt dan neem ik over, als ik ’s avonds niet rond raak met mijn werk, dan sta ik vroeger op.
2022 leerde me dat ‘geen.tijd.’ niet te lang mag duren omdat je anders jezelf verliest en geen plezier meer vindt in wat je vroeger wel leuk vond. Dat je in vakantieperiodes dan echt de oplaadkabels moet bovenhalen om als een afgetobde auto bij te tanken en energie te slurpen.
En da’s jammer, omdat de tijd genadeloos verder tikt en je momenten mist waar je bij had moeten zijn.
Ik ga voor een jaar met een beetje minder ‘geen.tijd’.
Ik ga wel mee naar de atletiekwedstrijden van de kroost. Ik doe mijn best om de uitputting een beetje meer voor te zijn en al eens stop te zeggen als ik eigenlijk nog een beetje verder zou willen gaan.
Er is te veel te zien en te beleven waar ik meer met mijn gedachten bij wil zijn. En wie goed voor anderen wil zorgen, mag boven alles zichzelf niet vergeten.
Zomers kruipen niet, ze vliegen. Ook die lange leerkrachtenzomers. En ze zijn zo waardevol voor ons en voor onze leerlingen.
Omdat er dan eindelijk eens gelezen en gekeken en geleefd kan worden zonder dat de realiteit van weer een volgende lesmoment met een maalstroom aan nevenactiviteiten – van overleg met collega’s, tot organisatie van je eigen work-life-balance, tot feedback geven aan leerlingen, tot schoolreizen organiseren, infomomenten mee vorm geven, nieuwe evaluatiemethodes onder de knie krijgen … – het broze evenwicht tussen ‘he-dit -is-wat-ik-altijd-al-wilde-doen-met-mijn-leven’ en ‘help-ik-kan-niet-alles-tegelijk-doen’ kan verstoren.
Ja, ik pleit dus voor het behoud van die lange zomer.
Om onderwijskwaliteit te blijven garanderen en al die warm-menselijke motoren draaiende te houden. Want lesgeven is verdomd hard werken in een verrijkende, maar soms uitputtende omgeving. Aan iets wat zo waardevol is – het leven van de komende generatie mee vorm geven – dat er niet lichtzinnig en nonchalant mee mag worden omgesprongen.
Dankjewel dus voor de tijd om energie op te doen voor het schooljaar dat komt. En vergeet ook niet dat zoveel leerkrachten in zoveel scholen doen wat ze moeten doen en meer dan dat.
5 kleine kindertjes tussen de 4 en de 9 jaar oud namen we mee op onze 1e trip naar Montenegro. Dat we zouden terugkeren en blijven terugkeren wisten we toen al. Deze zomer was het zover, wij 4 jaar ouder, de kindertjes 4 jaar sterker en met ondertussen 13, 11, 2 keer bijna 10 en 8 lentes, zomers, winters en herfsten op de teller.
Na wat gesoebat besloten we om opnieuw te vliegen. 2.000 kilometer is nu eenmaal te ver voor ons. Ik heb een hekel aan autorijden en doe alles om daar onderuit te komen (het feit dat ik 20 jaar geleden 8 keer mijn rijexamen moest doen verraadde toen wellicht al een ernstig gebrek aan talent op dit vlak) en zo ver rijden zonder (competente) co-piloot is voor manlief ook maar sneu he.
We vlogen via Parijs met een tussenstop omdat dit een stuk goedkoper was. Dit raad ik niemand aan, want dat overstappen en eindeloos door controles drentelen terwijl er altijd wel een fles, water, een schaar of iets anders in een rugzak bleef steken is gewoon stressen en doemscenario’s voor je zien van vluchten die zonder jou vertrekken.
De bergen
We deelden de stok in 2 en gingen voor een dikke week in het frissere Durmitor (alhoewel dit ook een relatief begrip bleek) en klein weekje in de buurt van Skadar Lake.
Durmitor is een bergachtig gebied waar het fijn wandelen is en waar overal zwemplekken te vinden zijn. (Gewoon de bordjes met ‘jezero’ volgen en dan raak je wel waar je heel graag wil zijn.)
Ons 1e logement bevond zich ergens in een hol van Pluto, het plaatsje Kurikuce op een 10-tal kilometer van het ski-oord Berane. Onze gastheer sprak geen woord Engels, maar genoot ervan om bij ons aan tafel te zitten, met de kinderen te ‘praten’ (‘Peter Pan is my friend’) en de frigo vol te steken met zelfgemaakt en zelfgekweekt eten (van honing, tot yoghurt, tot kaas, tot frambozen).
Daarna ging het richting Niksic. Het huisje daar was erg basic (lees een ruimte met 6 slaapplekken, een kraantje buiten en een wc in een houten kotje aan het einde van de oprit). De woning waarvan we foto’s hadden gezien bleek verhuurd aan een Duits stel met 3 kleine kinderen. De vriendelijke ontvangst van bioboer Dorde en zijn zoontje Andrea maakten echter veel goed. We vergaten dat we een ander logement hadden geboekt, doorstonden de discussies met de kinderen over wie met wie een bed moest delen, hobbelden ’s nachts met slaapdronken meisjes die dringend moesten plassen richting toilet en hadden het eigenlijk prima naar onze zin.
En dan moest Momo’s plekje nog komen. Een logement in het dal gerund door de charismatische veertiger Momo die overdag in de bouw werkt en ’s morgens en ’s avond met zijn gasten in de weer is op zijn ouderlijke boerderijtje. Hij kookte, hij kweekt vis die hij ’s avonds voor je bakt, hij regelde een voormiddag raften en hij maakte voortdurend grapjes over de lange haren van onze zonen.
Asfalt, niets van
Net als 4 jaar geleden had ik ook nu flink wat moeite met de belabberde staat van de wegen. In Durmitor is het op dit vlak zelf nog een stuk slechter dan rond Skadar Lake. Je moet hier immers geregeld over stukken weg die niet geasfalteerd zijn en ik had je al verteld dat we het hier over bergachtig gebied hadden he.
Voor de rit naar Momo’s plekje moest je 10 kilometer lang over een veldwegel vol putten. Ik liet mijn plaats op de bijrijdersstoel dan maar voor wat het was en ging op de achterbank zitten met mijn ogen toe. (Bij wijze van compromis toen manlief mijn gedrag in de auto niet langer kon aanzien.)
IK RIJ NOOIT VAN MIJN LEVEN ZELF MET EEN AUTO IN MONTENEGRO. Maar zie, ondanks het feit dat manlief achteruit moest rijden langs bergwegen die aan verraderlijke dieptes grensden, dat hij tientallen keren zijn spiegels moest inklappen om een tegenligger te laten passeren en moest draaien op plekken waar je volgens mij met een Vito helemaal niet kunt draaien kwam alles toch helemaal goed.
De 1e dag reden we ons wel vast omdat de tunnel richting 1e logement afgesloten was en ik het niet haalde in de discussie omweg van 2 uur of grindweg door het bos. Twee jongemannen die in het bos woonden en een vrachtwagentje met sneeuwkettingen hadden hielpen ons uit de nood.
Hoopoe Glamping
We eindigden onze trip in een stukje paradijs in Virpazar, Hoopoe Glamping, gerund door mijn vroegere buurjongen Matthieu en zijn partner Daria. Matthieu was vroeger kind aan huis bij ons op de ouderlijke boerderij in Vlissegem. Het was dan ook een fijn weerzien en heel leuk kennismaken met zoontje Leon.
Hoopoe is ook gewoonweg prachtig, met heel veel eerbied voor de omgeving installeerden Matthieu en Daria hier een prachtige glamping. Compleet met gerieflijke tenten, heerlijke bedden, goed onderhouden sanitair en vooral met heel veel oog voor detail.
Van de zeepjes in de douche, tot de hangmatten buiten, tot de vermelding van de naam van de tent in krijtstift, tot het uitgebreide ontbijt met groenten uit eigen moestuin en het zalige zwembad. Alles is hier gewoon helemaal af.
Matthieu biedt ook avontuurlijke activiteiten in de omgeving aan. Voor de jeepsafari bedankte ik, wegens te veel schrik en schietgebedjes in de dagen daarvoor (ik genoot van een wandeling in mijn eentje en las een boek uit aan het zwembad). Toen ik de verhalen achteraf hoorde had ik wel spijt van mijn broekschrijterij, dat wel.
De kanotocht deed ik wel en die was heerlijk. Matthieu kent de weg, is een prima chauffeur en weet op welke waterplekjes het leuk toeven is.
We komen terug, wees daar maar zeker van.
Wat we deden
We wandelen en zwommen. Ontdekten nieuwigheden en bezochten een aantal plekjes van 4 jaar geleden nog eens opnieuw. Een greepje uit het aanbod.
We gingen suppen aan het strand van Kotor en vierden de 11e verjaardag van grote zus Sara heel toepasselijk in restaurant Sara binnen de wallen van de oude stad.
In Podgorica konden we op algemeen verzoek van de kinderen niet om een bezoek aan het ‘Wild & domestic animals sanctuary‘ omheen. Struisvogels, ganzen, geiten, schapen en ezels dokkeren hier vrolijk rond. Voor 20 euro hadden we hier een toegangsticketje voor het hele gezin. Voor 2 euro extra een grote schaal groentes die je aan de dieren mocht aanbieden. De aanwezige vrijwilligers zijn oprecht begaan met hun dieren. In de vier jaar sinds we hier voor het eerst waren zijn er ook best wel wat inspanningen gedaan om het park te verfraaien.
Raften op de rivier de Tara stond ook hoog op het verlanglijstje van de kinderen. Dit was iets prijziger dan we gedacht hadden.
We gingen zwemmen in het dorpje Godinje en bezochten de watervallen in Poseljani (die er nu wel een stuk droger bijlagen dan in 2018)
We genoten van elkaars aanwezigheid.
De dochters en ik vonden flink wat tijd om te lezen.
We gingen dagelijks uit eten met het hele gezin en betaalden hiervoor gemiddeld tussen de 50 en de 60 euro voor de hele troep.
mijneringen bij 4 jaar later
Handjes vasthouden duurt niet voor eeuwig. Rond hun 9e houden onze kinderen daar precies mee op. Waar ik in 2018 zelden beide handen vrij had, genoot ik nu extra intens van het handje van het kleinste sprotje in de mijne.
Sommige dingen veranderen nooit: 4 jaar geleden was ik doodsbang van de afgronden onderweg met de auto, daar was dit jaar niks, nada, niemendal aan veranderd.
‘Papa, kijk dan naar mij!’ wordt ‘Papa, we gaan precies te snel voor mama.’
Gij zult altijd water en zakdoeken meepakken voor onderweg.
Wees mild en geduldig: Kijk naar de vlinders en de waterbeestjes, geniet van het gescharrel van de kinderen, reik handdoeken en drinkflessen aan, luister en sta versteld van de durf, de branie en van de liefdevolle manier waarop de kinderen met elkaar opgaan (op hun gezegende momenten).
We maakten ons zorgen over coronapassen, over al dan niet gevaccineerde leerlingen aan wie we niet met zoveel woorden mochten vragen hoe het met de vaccinatiestatus gesteld was, over afgelaste fuiven die een extra cent in het laatje hadden moeten brengen, over coronavouchers van eerder afgelaste trips die moeizaam ingeruild raakten … Maar kijk, op het moment dat jij dit leest zijn we onderweg en ruil ik de vaart Stalhille – Brugge voor een weekje in voor uitzicht op de Middellandse Zee.
We gaan naar Marseille en Cassis, voor een trip om een de middelbareschoolcarriĆØre van een groepje prachtige jonge mensen op een mooie, verbindende manier af te sluiten.
We bereidden voor, we stippelden wandelingen uit, legden sterrrenkaarten klaar, benadrukten dat er een brooddoos, een drinkfles, een slaapzak, een paar stevige schoenen en heel veel goesting om er iets moois van te maken in de valies / trekrugzak moest geladen worden.
En wat komt, dat komt. Er zal gedonderd zijn om het verre wandelen, het hostel zonder wifi, de blaren van x en de te zware koffer van y. Gestress om de treinoverstappen en om de opdrachten waarbij er mensen moeten aangesproken worden – in het Frans dan nog- daar ter plekke.
Maar het wordt mooi, het wordt onvergetelijk. We maken foto’s met ons hart die we een leven lang zullen koesteren. We gaan samen leren en vooral samen leven.
En daarna gaan we in een laatste rechte lijn richting afstuderen voor die meereizende leerlingen en daarna reizen zij verder zonder dat we ze fysiek de weg wijzen.
Maar we zullen steentjes verlegd hebben, daar ben ik zeker van.
Vorig weekend vierden we het leven, op een meerdaags uitje in Vielsalm met mijn broer en zus en de hele kinderboetiek. (15 stuks tussen de 3 en de 15 jaar oud). Mijn koters hadden zelf hun valies gemaakt en hadden bijgevolg net iets te weinig verse kleren bij. (Zou men honger leiden om een kousenbroek vol modder en een gescheurde handschoen, bijlange niet.) Een van de nichtjes moest overgeven (meerdere keren, ook in de auto) en een ander nichtje was nog niet helemaal opgeknapt van een paar daagjes ziek zijn waardoor ze niet veel moest hebben om het op een hartverscheurend huilen te zetten.
Toch is zo’n weekend een opsteker van jewelste en een bewijs van het feit dat even tijd maken om samen te zijn het schoonste cadeau is dat een mens aan een ander mens kan geven. Ondanks het eindeloze eten aanslepen en het feit dat je bestand moet zijn tegen de desillusie dat spic-and-span niet bestaat in een huis waar 15 kinderen in- en uitbanjeren.
Ik hoop dat het jonge volkje daarvan onthoudt dat gedeelde smart halve smart is en gedeelde vreugde driedubbele vreugde.
Wankelen
Manlief en ik rennen in het dagelijke leven ook van hot naar her en wankelen soms net zo goed als iedereen in onze levensfase in die welbekende spreidstand tussen ok en net te veel. Hoe louterend is het dan om te zien en te voelen dat je daar niet alleen in staat, in dat gewankel. Ook al heb je soms die indruk. Als je na een pittige werkdag op school de poort opendoet en er een niet-gesorteerde vuilniszak met Mooimakers-opraaprommel opnieuw de straat opwaait. Als de geit de straat bijeenblaat omdat ze gehoord heeft dat je thuis bent en jij liefst eerst zelf een koffietje wil drinken vooraleer je aan het opruimen / koken / huiswerk begeleiden / hond uitlaten / overtuigen om te douchen en het (lange) haar grondig te kammen / werken voor school … slaat. Als je je een tikkeltje schuldig voelt omdat je later thuis bent dan verwacht waardoor de kinderen een hele poos alleen thuis zijn geweest. Als je alweer boven in je bureau aan het werk bent terwijl manlief eigenlijk net thuis is. Als het opnieuw al veel te laat in de avond is en je nog zoveel had willen doen. …
Onze kroost groeit voorspoedig op. Met de bluts en de buil. Het pad loopt niet altijd over rozen. Maar he, ze zijn er, he. Die 15 neefjes en nichtjes. Ze zijn gezond, zo zelfstandig als maar kan, ze lopen heus niet allemaal een vlekkeloos parcours, maar ze zijn er. Stuk voor stuk geliefd en gekoesterd en voorzien van alles wat nodig is om straks een zelfstandig leven te leiden.
Ik probeer dat niet te vergeten, vooral niet op de momenten dat het lijstje met dringende zaken voor werk of thuisadministratie eindeloos lijkt en het ‘piekt’ omdat je ’s avonds geen fut meer hebt in een verhaaltje voor het slapen waar het kroostje heus geen 10 jaar meer om zal vragen. ‘In the end’ is het goed zoals het is. Helemaal goed. En sturen we onze kinderen straks gewapend met een pantser van zachtmoedigheid en goesting om er samen voor te gaan de wijde wereld in.
Vrijdagmiddag, nog geen drie uur. De poort kriept open en de soundtrack voor de komende week begint. De meisjes zijn thuis van school en in vrijdagmood. Lees: beetje hangen, beetje roepen, beetje zeuren om wat lekkers. Ik heb mezelf voorlopig nog ‘eingesperrt’ in mijn bureau boven. De intervallen tussen de dringende klopjes op mijn deur worden steeds korter.
De deadline voor de examenevaluaties schuurt tegen zijn einde aan. Het nieuwe evaluatiesysteem op school kampt met nogal wat kinderziektes waardoor een kleinigheidje aanpassen hier en daar al snel uitmondt in een urenlange heropstartsessie.
Deze week gaan we online klassenraad houden. ‘We do what we have to do’.
Toch sta ik versteld van de frisse monterheid waarmee ik dit alles eraan zie komen. Ik heb het voorbije jaar meer boeken gelezen dan ooit tevoren, ik heb mijn weg gevonden in een nieuw schoolsysteem en ik ben er voor het eerst in jaren in geslaagd om enige regelmaat te krijgen in mijn loopsessies. (Tot een gebroken voet vanwege een fietsongeval middem november daar een stokje voor stak. Ondertussen ben ik uit het gips en lijkt een eerste loopsessie stilletjesaan haalbare toekomstmuziek.)
Net als zovele andere gezinnen raakten ook wij in een quarantaineloop gevangen. 4 van de 7 gezinsleden kregen corona. Gelukkig zonder veel erg. De jongens en ik ontsnapten er voorlopig aan.
Ik neem het verhaal van de verveling en de afgelaste sportwedstrijden, het gesukkel met codes en testresultaten niet mee naar morgen.
Doe mij maar het verhaal van de wonderlijke juf van kleine broer. Ik vertelde er hier al eerder over. Kleine broer heeft moeite met school. Zo veel moeite dat het buitengewoon onderwijs voor hem een veilige haven werd waar het leren wel lukt, op zijn tempo. Terwijl zijn tweelingzus zich de leerstof van het 4e leerjaar eigen maakt, baant hij zich een weg door de leerstof van het 2e leerjaar.
Op zoveel andere vlakken excelleert het kind wel. Tijdens zijn quarantaine was zijn grootste bezorgdheid wie zich nu om klasgenootje S. zou ontfermen. In de klas van kleine broer zitten normaal begaafde kinderen met leerstoornissen en met autisme broederlijk naast elkaar.
Thuis slaat kleine broer net zoals de rest van de kroost wel eens aan het razen. Hij verheft zijn stem, hij grist een 2e portie koekjes weg en ontkent vervolgens staalhard. Hij wordt razend kwaad als grote broer langer mag opblijven en houdt vervolgens als een onvermoeibare soldaat de wacht voor zijn slaapkamerdeur.
Maar op school is hij de hoeder van S. En toont hij ons dat school zoveel meer is dan je de leerstof van schooljaar X of Y eigen maken.
Net voor de herfst zijn deken van mistigheid helemaal uitspreidde over de dagen vierden we feest. Feest voor grote broer en voor het kleinste sprotje. Een uitgesteld vormsel en een uitgestelde 1e communie. Waar de 1e communie een feest van blijschap en betrokkenheid was, was in de vormselviering weinig van dit alles terug te vinden.
Schone feesten, daar niet van, want dat kunnen wij nu eenmaal heel goed. Het leven omarmen. De viering in de kerk van de oudste leidde enkel tot heel veel frustratie.
Er ging eerst en vooral een ellenlange, nietszeggende voorbereiding en een bombardement aan mailtjes vooraf aan de grote dag. Het kind moest goed weten waarom gevormd wilde worden. Wij als ouders werden herhaaldelijk op onze plichten gewezen. Via mail, eindeloos vaak. Een mail om te melden dat er brief gestuurd werd, een mail om te zeggen dat we de mail die we net hadden gekregen in geen geval mochten doorsturen, een mail om te zeggen dat we moesten betalen …
Het kind en ik raakten vrij snel het noorden kwijt, maar staken de 1e tekenwerken (in orde gebracht door kleine zus) nog gedwee in de daartoe bestemde brievenbus. We printten en postten documenten die we met 1 muisklik digitaal hadden kunnen versturen en hoopten op een wonder (in de zin van een zinvolle voorbereiding en een mooie viering, hopelijk ooit op een dag. ). Ondertussen werden we om de oren geslagen met mailtjes om aan te kondigen dat we post zouden krijgen en om te zeggen dat het ‘door corona’ anders was dan anders.
Na mail 937 raakte ik het beu. Ik liet mijn ongenoegen blijken in een beleefde mail en hoopte op een 2e wonder, een antwoord. Dit kwam niet. De viering kwam er wel en was klam en richtingloos. Ik kan met de beste wil van de wereld niet zeggen waar het over ging. Grote broer evenmin.
Het kleinste sprotje daarentegen vierde feest met haar klasgenootjes en met de kinderen van een jaar hoger (corona, you know, noopte Stalhille ertoe om op dit vlak 2 groepjes samen te nemen, gelukkig waren er hier geen 1000 mails nodig om ons in te lichten). Ze waren bloemetjes, elk kind van de 17 kinderen die deelnamen aan dit feestje. We leerden over dankbaarheid en over blij en gelukkig zijn met kleine dingen. We vierden samen in de kerk met onze kinderen en met de mama’s en papa’s, broers en zussen van de dorpsgenootjes. We waren samen, meer dan een uur lang, echt samen, om te zingen en te zijn en gingen daarna verder naar ons eigen feest.
Bij grote broer was er enkel dat eigen feest.
Dit feest was mooi en verbindend. We vierden het met die heerlijke grote familie van ons en daarna nog eens met onze village.
Toch blijf ik het jammer vinden dat we er niet in slagen om vormselvieringen vandaag zinvol en mooi in te vullen. Ook de vormselviering van het nichtje, ook dit jaar, in een andere gemeente baadde in hetzelfde sfeertje als die van grote broer. Een groepje prachtige, gretige kinderen, dat staat te trappelen om die grotemensenwereld in te stappen, maar die op ‘hun dag’ in een kerk geduwd worden om daar te zitten en te ondergaan. Terwijl ze wellicht graag zelf iets hadden willen zeggen of bijdragen. (Pijnlijk detail hier dat het nichtje niet mocht samen vieren met haar andere neefje dat in dezelfde gemeente woont. Daar waren de vormelingen in 2 groepen opgesplitst en was er geen uitzondering mogelijk voor meters en peters die eerst een viering moesten uitzitten met hun eigen kind en daarna nog eens konden herbeginnen voor hun metekind. ‘Wij doen hier immers niet aan vriendjespolitiek’, was het antwoord.)
Het is niet niets, die stap naar het middelbaar.
Hoe jammer is het dat het ritueel om dat als gemeenschap te vieren zo achteruitgeschoven raakt en verzandt in: Ik organiseer dat hier en het is gewoon zoals het is. Dus geef alstublieft geen suggesties en zeg niets als iets niet strookt met je verwachtingen. Binnenkort kan de kerk voor dit ritueel zijn deur sluiten en trekken wij onszelf terug in onze village om zelf iets zinvols in elkaar te boksen, maar ook dan zal het gemis blijven.
We zijn meer dan onze familie- en vriendenkring en we kunnen niet alles zelf in handen nemen, toch? Hoe kunnen we onze kinderen dan leren om echt deel uit te maken van een gemeenschap?
Eerlijk. Er stond in eerste instantie een 2e keer Montenegro op het programma voor deze zomer. Ik verloor er mijn hart en wil het land dolgraag verder ontdekken. En – most of all – ik wil zotgraag eindelijk eens wat tijd doorbrengen op de fantastische glampingplek van mijn vroegere buurjongen Matthieu en zijn partner Daria. (Volgende zomer komen we eraan. Beloofd.)
Schrik voor quarataine en geen garantie dat manlief en ik en onze 12-jarige grote broer tijdig gevaccineerd zouden raden hielden ons uiteindelijk binnen Europa. (Wij zijn geen laste minuters wat reizen betreft en leggen graag enkele maanden op voorhand al de locatie en logies vast.)
In Schwarzwald, begot. En het was ook de moeite en meer dan dat. Ik keerde dan ook met een hart vol glinstering terug.
Waarom?
Omdat onze kinders fantastisch reisgezelschap zijn. Met een prille (nog maar maar een heel klein beetje) puber die klapwiekend al een beetje zijn vleugels begint uit te slaan en 4 energieke, bruisende langereschoolkornuitjes zit de achterbank vol met gretige, gulzige oogjes en harten. Uiteraard wordt er met evenveel gretigheid ruziegemaakt over wie waar zit en wie welke hoeveelheid plaats inneemt of wie mag beslissen welk nummer van de Spotify-kinderlijst gedraaid wordt.
Gelukkig is de reistijd (met net geen 7 uur) behapbaar en konden we dit jaar een schermcompromis regelen. (1 uur schermtijd per kind, vooraf gedownload op de gsm via netflix, slaan naar broer en zus of boven een bepaald aantal decibels gaan leidt onherroepelijk tot vermindering af afschaffing van kijktijd).
In het Zwarte Woud kun je heel wat vrij eenvoudige dingen doen waar wij blij van worden: Er is bos in overvloed, er is (zwem- en speel)water, er zijn betaalbare eetgelegenheden waar kinderen welkom zijn en je kunt er een dieren- of ander activiteitenpark bezoeken zonder dat je blauw betaalt aan inkom alleen al.
Waar moet je zijn?
Wij logeerden in Triberg. Een slaperig – vrij toeristisch stadje – met traditionele restaurants en winkels en flink wat serveuses in dirndljurk. En met heel veel koekoeksklokken.
Ons logement zag er online iets ruimer uit dan in het echt, maar was netjes verzorgd. Dat je onze kinders letterlijk overal te slapen kunt leggen, maakte ook het feit dat de jeugdslaapkamer onder de eet- en livingruimte was en dat er geen deur of luik was om af te sluiten niet onoverkomelijk.
Bovenop een berg zitten was voor grote broer het summun. Hij fietste elke morgen vrolijk de berg op en af om brood (met manlief uiteraard) en zei daarna alleen maar ‘meer’ en ‘nog’ en ‘zijn we nu nog niet weg’. Ik hield me stevig vast aan mijn stoel bij elk autoritje en hoopte dat we niet in de afgrond zouden rijden (maar ook dat is de kroost ondertussen gewend). ‘Mama is altijd veel te bang in de auto als er bergen en dalen zijn.’ Ik beet mijn tanden bijna stuk op onze bergetappes op de fiets en prees mezelf gelukkig met elk grammetje basisconditie in mijn lijf en kijk vol verwondering naar het kroostje dat zich omhoog en omlaag werkte alsof ze nooit iets anders hadden gedaan.
Wij gingen wandelen en fietsen (enkel doenbaar met zeer energieke kinders) en maakten gesmaakte uitstapjes naar onder andere het Bokrijk-achtige openluchtmuseum Vogtsbauernhof in Gutach. De kinderen deden er de was op de ouderwetse manier, gleden van rotsglijbaantjes, aaiden varkens en koeien en koloniseerden de waterspeeltuin. Ook het tochtje naar de waterval van Triberg was leuk.
Er stonden 2 fijne middagjes aan het meer op het programma. Klosterweiher is vooral door plaatselijke gezinnen en groepjes jongeren bevolkt, terwijl de Titisee in Titisee-Neustadt een stuk toeristischer is. Met 5 waterratten die allemaal behoorlijke zwemmers zijn, waren dit voor manlief en ik rustpuntjes in de vakantie. Uiteraard gingen we rodelen en was de wandelapp Komoot ook nu de goede vriend van manlief en grote broer.
Ik had stiekem gehoopt op een middagje ronddwalen in de universtiteitsstad Freiburg, maar borg dat idee netjes terug op omdat ik maar 1 van mijn 5 kinders kon overtuigen van het nut daarvan.
Een half leven geleden studeerde ik Duitse taal- en letterkunde in Gent. Voor mij ‘macht es also immer sehr viel SpaĆ’ om even in Duitsland te vertoeven en met moedertaalsprekers te converseren.
Het was goed, het was schoon om samen te zijn in de zon. Om te zien dat de kinderen fit en levendig zijn en fietsen, wandelen en spelen dat het een lieve lust is. En dat ze groeien als kool (en met hun vleugels slaan).
Na een bewogen schooljaar deed het deugd om met een rustige agenda de zomer in te gaan. Geen dichtgeplamuurde weken, maar tijd en ruimte om de dagen zo vaak als mogelijk gewoon op me af te laten komen. Het ideale recept voor een blij zomergevoel, zo bleek.
Omdat manlief pas in augustus verlof opneemt, sta ik als onderwijsmadam overdag alleen aan het roer in juli. Straks gaan we op gezinsvakantie naar Het Zwarte Woud en dan begint de voorbereiding voor het nieuwe schooljaar en is het gedaan met fulltime zomeren en energie tanken voor het schooljaar dat eraan komt.
Het kroostje ging begin juli voor het eerst voltallig op scoutskamp. Ik blijf me erover verwonderen hoe het in godsnaam mogelijk is dat ze dat met z’n vijven eensgezind zo fantastisch vinden. Waar ik als 9-jarige nog sloten vol huilde omdat ik verging van de heimwee op cm-kamp, geeft nu zelfs het kleinste sprotje op haar zevende geen krimp bij het afscheid. (Al gooit ze zich bij thuiskomt wel in mijn armen van contentement.)
Apetrots ben ik op mijn gasten en op mezelf vanwege mijn – blijkbaar vrij geslaagde – voornemen om mijn kinders te leren genieten van verwachte en onverwachte logeerpartijen.
Wat een zaligheid om eindelijk de gelegenheid te vinden voor die middagen in de tuin met goede vriendinnen, voor dat veel te lang uitgestelde etentje, die spontaan georganiseerde barbecues in Stalhilse tuinen, die fietstocht naar zee met een sliert kinders voor je uit, die ochtendlijke loopsessies, dat boek van 1200 pagina’s , die fijne familietijd …
Wat fijn om opnieuw kampeerders in de tuin te ontvangen via Welcome to My Garden.
‘De schoonste momenten komen op kousenvoeten’, zei ik onlangs tegen een dierbare vriendin.
Ik wens ze je toe, die ‘kousenvoetmomenten’. Als buffer voor als het straks weer gaat donderen en sneeuwen en om ervoor te zorgen dat je schoonheid blijft zien.
Binnen 2 weken eenwielert grote broer voor de laatste keer de poort van zijn lagere school binnen. Zo komt er geruisloos een einde aan een tijdperk en zet ik straks mijn halfwassen zoon op zijn fiets richting Brugge voor (hopelijk) 6 jaar groei en bloei in zijn middelbare school.
Het doet me wat, al voelt het tegelijkertijd aan als een oh zo logische en welgekomen verdere stap.
Het is zo fijn dat de kinderen groter worden en stilletjesaan raadgevers en volwaardige gesprekspartners worden. Hoe ze omschrijven wat jij op dat exacte moment denkt, daar kan ik zo zot gelukkig van worden. Zo hadden de koters die schoollopen in Stalhille onlangs hun inlogkaartjes bij voor de plaatjes van de schoolfotograaf. Kleine broer zit in het buitengewoon onderweg en staat al 2 jaar niet op die foto. ‘Jammer he, dat we er maar met 4 opstaan’, zei de oudste. (Merci jongen, om dat te zeggen. I feel it too. )
De dagen zijn gevud met werken en naar school gaan, met wassen, plassen en lezen. Met proeven van herwonnen vrijheid. De dozen roomijs, de appels, de aardbeien en de droge worsten verdwijnen in een steeds hoger tempo in die 5 gulzige kindermonden. Begin juli vertrekt – voor het eerst – de volledige kinderschare op scoutskamp. En ik, ik sta paf, om de snelheid waarmee de jaren voorbijgaan. Om de schoonheid van de glimpen van wie de kinderen als volwassenen zullen zijn die ik steeds vaker te zien krijg.
Ondertussen wordt er ruzie gemaakt om via de hond mag vasthouden tijdens ritjes naar wandelbestemmingen, tiert kleine zus heel luid omdat er 2 druppels water uit het waterpistool van grote broer op haar kleren belanden en gaat laatstgenoemde een rondje mokken omdat kleine zus ‘doet alsof ze braaf is en ik er altijd inloop.’ Iedereen wil helpen als er cakebeslag gemaakt wordt om zich vervolgens uit de voeten te maken als het om opruimen gaat.
Ondertussen voelen die stralende gezichten van neefjes, nichtjes, vriendjes en buurmeisjes zo vertrouwd aan als een 2e huid. Hier wordt gespeeld, gelachen en geleefd. Door al die levenslust raakt mening scherp randje aan het leven heel vaak al een beetje afgerond vooraleer het gif van het moment heeft toegeslaan.
Ik wens het iedereen toe. Het vermogen om de momenten in te pakken en mee te nemen en om je eraan te verwarmen als de kilte toeslaat.