Het is een wedstrijd (die je niet winnen kan)

Of ik mee ga naar het Belgisch kampioenschap veldlopen vraagt manlief ergens tussen soep, patat, drol van puppy Ollie en alarm van de rookmelder omdat ik het vlees vergat op het fornuis. Ik zeg ‘ja’ omdat ik dat heel graag doe. Ik hou ervan om met mijn camera in de aanslag door de modder te banjeren en al die atleten en vrijwilligers bezig te zien.

Hoe de pubermeisjes die zich de ziel uit hun lijf hebben gelopen zich gedwee door hun mama laten ondersteunen, hoe die opgeschoten jongens elkaar onhandig omhelzen bij wijze van felicitatie, hoe de blijdschap of de ontgoocheling van al die sportieve lijven af te lezen valt …

En ik wil mijn grote jongen uiteraard zien schitterend. Het wordt spannend of hij het deze keer al dan niet zal halen van zijn eeuwige rivaal, de rijzige en sympathieke Barnabé Chiliade uit Wallonië. (Hij haalde het net niet. Slikte zijn ontgoocheling grootmoedig door en is nu al een wedstrijdaanpak aan het uitdenken om volgende keer wel dat felbegeerde shirt met driekleurstrookje te bemachtigen. )

Ik maakte zondag even abstractie van het feit dat ik me tijdens schoolweekends eigenlijk geen volledige dag uithuizigheid kan permitteren. Ik heb 2 keer 5 uur nodig – op zijn minst – om mijn lessen en correctiewerk rond te krijgen. Anders worden mijn nachten weer veel te kort.

En dat wil ik niet. Toch doe ik het. Keer op keer. Werken lang nadat de lichten om me heen overal uit zijn gegaan en niet zelden nadat ik die kroost die geen 20 jaar meer om verhaaltjes zal vragen met net iets minder geduld dan ik oorspronkelijk in gedachten had in bed heb gedropt.

Veel dingen lukken goed. Ik voel me goed in mijn (sportieve) vel. Ik train consequenter dan ooit tevoren voor de halve marathon die ik in maart volgend jaar wil lopen. Ik lees boeken, ik sta te blinken vooraan in de klas. De kinderen vertellen over wat hen bezighoudt zonder dat ik het eruit moet sleuren. Ze pakken hun fiets om zelf naar de scouts en de atletiek te rijden en zijn op hun gezegende momenten zo lief en attent voor elkaar. En die momenten zijn best wel talrijk.

Er zijn afgebroken sleutels in fietsslotjes, moeilijke toetsen voor Frans, rommelige kamers, wasgoed waar geen eind aan komt, maar dat deert me eigenlijk niet.

Het is dat eeuwige tijdsvraagstuk dat wringt en dat ik bij zoveel mensen om me heen hoor en voel knagen. In een poging mezelf op de been te houden en toch af en toe een moment rust te creëren bestaan mijn dagen vooral uit werken, moederen en atletiekuitjes. Ik skip veel dingen die ik eigenlijk ook graag doe: Koffie drinken met vriendinnen, gewoon niets doen, gaan zwemmen met de kroost, vol-au-vent maken, nieuwe recepten uitproberen, handgeschreven brieven schrijven, langsgaan bij mijn ouders, …

Misschien is wat ik wel doe voorlopig genoeg en leer ik doordat ik besef dat tijd een zeldzaam goed is die schone momentjes met manlief, de kroost, de neefjes en nichtjes, de buurkinderen en hun ouders des te meer waarderen.

Misschien heb ik straks spijt van wat ik gemist hebt.

Zolang de puppy’s voor de puppy’s zorgen en de kinderen de nieuwe buren met heerlijke tekeningen en zelfgebakken koekjes welkom heten tel ik mijn zegeningen en kus ik mijn polletjes voor zoveel geluk en schoonheid in één mensenleven.

Het gaat erom om de juiste cadans te vinden. Ik voegde wat interessant non-fictiemateriaal toe aan mijn leesroutine met deze interessante tijdsplanner van Cal Newport en probeer mezelf te leren dat het ok is dat het soms eens genoeg geweest is en dat je de boeken moet leren toedoen als het vet van de soep is.