We tikken stilletjesaan richting kerstperiode. Nee, de kerstkaartjes zijn nog niet gemaakt en de fotocadeautjes nog niet besteld. De laatste lessen van het jaar zijn wel gegeven. En die waren dik in orde. De kerstloop in Brugge is ook gelopen en die kroop me wel een beetje in de kleren. Zo na een week van ren-je-rot-van-her-naar-der. En dan ook nog eens 10 km in plaats van 6. Soit, ik heb genoten, daar niet van.

Zondagmiddag was er de langverwachte EK-wedstrijd / crosscup in Brussel. Wacht nee – dat klopt niet – die crosscup werd er gewoon tussenuit genepen. ‘De youth races’ kunnen niet doorgaan kregen we de avond voordien droogweg via mail te horen, ‘voor de veiligheid van de kinderen’. (Lees: Die honderden kindervoeten zullen het parcours nog meer in een modderpoel veranderen. Er zal kritiek komen. Wacht neen – dan maar geen kinderen.)

Jammer toch, voor die jonge atleten, dat ze niet mogen lopen en nog meer dat we hen voortonen hoe je als ‘groot mens’ een kat vooral geen kat mag noemen en hoe je vooral niet mag zeggen waar het eigenlijk op slaat. Zeg het gewoon zo: ‘Er is veel modder. Als jullie eerst met al jullie enthousiasme door die grasstroken gaan ploegen, is er straks voor de grote mensen geen plekje meer over waar ze niet tot aan hun enkels in de modder staan. Dan gaan ze glijden en over elkaar heen vallen en zullen ze zeggen: ‘Die Belgen maken er een potje van met hun EK daar in de modder. Sorry, jongens en meisjes, dit lukt niet.’

Nog iets waar mijn hart van bloedt, waren de tegenvallende pisa-resultaten van onze jongeren en nog meer de manier waarop we daar allemaal van in een kramp schieten. Ik zie dat ze er zijn, die jonge mensen met stamina en talent, die er vol voor gaan. Ik zie ook dat een aantal van hen vol op de rem gaat staan en niet wil meedoen – of alleen met de handrem op wil meedoen.

Ik zie ouders en leerkrachten buigen en plooien, toedekken en instoppen. Zichzelf en hun kind in slaap sussen. Ik leer en ik ervaar dat mildheid wonderen kan doen, maar dat er grenzen zijn.

Achteraan in de klas

Ik zat ooit achteraan in de klas tijdens fysica. Ik was 14 en zat in het 3e middelbaar. – Later zou ik dierenarts of germanist worden. Latijn-wiskunde moest en zou het worden, als studierichting met zo veel mogelijk verderstudeeropties. Ook al was toen al duidelijk dat mijn talent voor talen groter was dan dat voor wiskunde en wetenschappen. – Na les 1 werd me duidelijk dat ik de leerkracht vooraan helemaal niet kon verstaan daar zo helemaal achteraan in de klas.

Ik ben namelijk doof aan mijn rechteroor wegens complicaties bij de bof in mijn kleutertijd. Zien wat er op het bord stond, lukte ook moeilijk met die niet-perfecte ogen van mij. ‘Ik spreek luid genoeg’, zei de leerkracht. Toen ik haar vertelde over mijn ‘probleem’. Het was niet luid genoeg en het lukte niet zo goed voor fysica. Ik studeerde me suf voor een pover resultaat en pikte een jaar lang amper iets op uit de les.

Dit scenario herhaalt zich vandaag hopelijk minder vaak dan toen. Elke gerechtvaardigde vraag om hulp moet gehoord worden en moet helder gesteld worden. Dan kunnen we starten en onze energie op een nuttige manier aanwenden.

De generatie die nu op de schoolbanken zit heeft wél oog voor wie een functioneel probleem heeft en kan al veel beter duiden en omschrijven wat er fout loopt. De daadkracht moeten wij hen nu enkel nog vol overtuiging voorleven.

Als we dat nu eens meenemen: Als we duiden en instrueren. Een kader schetsen, geen luiheid gedogen – je leest je boek, je bereidt je toets voor, je legt je telefoon weg, je haalt je kauwgum uit je mond, je zet je stoel op je bank, je laat de hond buiten, je laadt je chromebook op, je ruimt je dienblad af, je zet je fiets weg – en zelf tonen dat het zo vooruit kan gaan.

Dan zijn we echt onderweg naar morgen en dan zijn we echt oprecht begaan met de veiligheid van de kinderen.

Laat ze lopen en vliegen met hun haren in de wind om energie en kunde op te doen voor later, als ze groot zijn.

Plaats een reactie