Vorige maandag stapte kleine broer opnieuw op de schoolbus. Met mondkapje om. Weg grote mond. Plots bleven er alleen nog bange ogen over.

En een hart, het mijne, in 1.000 stukken op de grond. Omdat dat kind op die bus moest en omdat ik tegelijkertijd zot content was dat hij op die bus kon.

Omdat meer dan 2 maanden met mijn 5 bloedjes op een stok het uiterste van mijn krachten, mijn energie en mijn geduld heeft gevergd.

Kleine zus – het tweelinghelftje – gaat ook opnieuw naar de dorpsschool.

En sinds vrijdag weten we dat er hoop aan de einder gloort. Dat het zo lang verhoopte scoutskamp binnen handbereik is. En dat de schoolpoort ook voor mijn kleuter en voor grote broer en zus dan toch nog open mag.

Soms, als ik uitgewrongen van al dat proberen om geduldig te blijven probeer verder te werken in het kot in mijn kot blijkt het kopje vol en kan ik geen pap meer zeggen.

Soms, is mijn geduld op, op, helemaal op en verhef ik mijn stem tegen het kind dat dan toevallig het dichtst in de buurt is en te luid roept, te veel morst of niet snel genoeg luistert.

Soms, heb ik zin om gewoon naar de knuffeligste van al mijn vriendinnen te gaan en haar ‘ns goed te omhelzen, of om tegen de kinderen te zeggen: ‘We zijn weg, naar oma en opa, jullie mogen er de hele namiddag spelen in de schuur en ik weet zeker dat oma wafels zal bakken omdat ze zo blij is dat jullie eindelijk eens in een andere constellatie kan zien dan in het deurgat’.

Gisteren ging  ik alvast naar de bib en ik bleef er de volle toegelaten 30 minuten. Ik vond er niet wat er zocht en het was er veel te stil. De tijdschriften en kranten zaten ingewikkeld in het soort plastic lint waar er vandaag overal waar je komt veel te veel van versmost wordt.

Ik blijf mijn ogen openhouden voor al het schoons dat ik heb leren zien, maar ik ben moe, oh zo moe.

Ik wil geen geklop meer op de deur van mijn bureau, geen kinderen die door livesessies met leerlingen banjeren. Ik wil een maaltijd waarbij ik alleen mezelf moet eten geven, ik wil geen weekplanningen meer of verbetersleutels voor de oefeningen taal van week 97, ik wil geen maaltafels meer, geen Bingel en geen Scoodleplay.

En ik wil zo graag mijn dorp terug. En dan bedoel ik dat ik in de huizen en de tuinen wil van al die mooie mensen in mijn dorp waar mijn hart begraven ligt. En ik wil daar blijven avonden lang, tot het donker en koud wordt en we een vuurtje aansteken en een deken halen en dan ’s nachts helemaal stinkend naar de rook in ons bed kruipen.

Ik wil met slaapdronken kinderen door het dorp fietsen en de lege groentenschalen de dag nadien gaan ophalen.

Maar ik ben content, moe-zot-content, omdat ik weet dat waar ik van droom straks nog bestaat.

Maar wonderwoman, nee, die bestaat niet (meer) , die mist haar vriendinnen in het echt en raakt daardoor een beetje van haar superpower kwijt.

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s