Een schooldag duurt niet lang, lieve mensen. Het is dus doorwerken geblazen tijdens die thuiswerkdagen. Want voor je ’t weet, hoor je de poort kriepen en weet je, yep, daar zijn ze weer. Vol verhalen, vol energie, barstend van de honger, hungry for more.
En dat jij ’s morgens nog je neus in de confituurpot hebt gestoken omdat je je toch wel zeker wilde zijn dat je nog goed kon ruiken, daar hebben ze hoogstens vaag iets van meegekregen. En dat je ondanks het feit dat je 1.000 liever op school lesgeeft waar je je leerlingen echt kan zien en inschatten, stiekem blij bent dat je vorige week ’s morgens wat langer kon slapen omdat je woon-werkverkeer ingekort is tot de ruimte tussen de keuken en het bureau, dat hebben ze ook niet opgepikt.












Ondertussen morsen en kliederen ze lustig verder, eentje tiert, eentje oefent een vette lach, een ander zoekt een gom, een potlood, een geodriehoek, whatever, zolang het maar iets is wat niet op de plek ligt waar het zou moeten liggen. De hond blaft, de tafel verandert in een samengooisel van dozen, lege verpakkingen, stukjes wol, kapotte stickers, knikkers, duploblokkken, bestekmapjes en schoolagenda’s overgoten met een sausje van quinoabolletjes en papiersnippers .
Plots ben je er niet meer zo zeker of je dag echt wel zo productief is geweest en weet je dat er voor kinderbedtijd nog veel #repeat of je zal afkomen.
Er is hulp nodig bij de Franse werkwoorden, er is geen enkel leuk bibboek te vinden in het hele huis waardoor er bij gebrek aan beter gezeurd moet worden om schermtijd, gevochten moet worden, gerommeld moet worden, gehangen moet worden aan tafel of in de zetel, geverfd moet worden (we doen het netjes, beloofd) , vuil gemaakt moet worden. Uiteraard laat iedereen ook de deur achter zich open waardoor de winterkou zich naast de verveling nestelt aan de keukentafel …
Dan heb je zin om te zeggen ‘Vanavond gaan papa en ik op restaurant en krijg jullie een bakje avondeten dat we hupakee gewoon in de microgolf pleuren. Je legt jezelf om 20 u 30 in bed. Oké?
En dan hoop je op een zondag met een waaier aan antwoordmogelijkheden:
‘Weet je wat. Ik ga een uur in de kerk zitten en daarna drink ik koffie met oma en opa en wie mee wil, die krijgt een zakje chips. De rest blijft bij papa.’
‘Of we gaan zwemmen en daarna gaan we een hapje eten en ik kook helemaal niet en ik ruim ook niet af en ik vul ook geen vaatwasser. ‘
‘Of nichtje x of neefje y is bijna jarig. Jey, er is een feestje. Je kunt praten met mensen, kinderen kunnen spelen met kinderen, je kunt over een afgestofte versie van je leven vertellen en je kunt praten over hoe jij dat doet, dat leven leiden, die job uitoefenen, dat moederen over die kinderkjens’.
‘We gaan op uitstap met mama’s goede vriendin en haar gezin.’
‘Joepie, er is een potluckfeestje, een babyborrel, een loopwedstrijd …
Damn.
‘Nee zoetjes’. ‘Het kan niet, het mag niet, maar we kunnen wel gaan wandelen’.









‘Sorry, mijn inspiratie is op.’