Ik blijf het doen, schrijven. En nog het liefst van al in het echt en het liefst van al naar mensen van wie ik weet dat ze evenveel deugd hebben van brieven krijgen als ik van brieven schrijven. Op handgeschreven bladen die ik daarna van een enveloppe en een postzegel voorzie en op hun reis naar die andere brievenbus stuur.
Ik heb ze nodig die ijkpunten. Die rustpunten die mijn bijwijlen chaotische leven overzichtelijk houden.
Fietsen
Nog zo’n ijkpunt dat ik sinds begin dit schooljaar aan mijn leven heb toegevoegd is de fietstocht van en naar mijn werk. Twee keer 40 minuten enkel mijn fiets en ik. Niets anders. Beyond reasoning, wat dat doet met mijn mentale hygiëne.
Ik probeer de microbe door te geven aan mijn kroost. Het schrijven oogst momenteel weinig bijval, het fietsen begint na even doorbijten aan te slaan.
Vorige vrijdag nog. Zo’n onverwacht klein geluksmoment.
Ik had nog wat opruimwerk op school en was uit het oog verloren dat manlief de kroost niet naar de atletiek kon brengen. Uiteraard zat ik te laat op mijn fiets om de kinderen op het startuur bij de training af te leveren. Een telefoontje naar de oudste zoon bracht soelaas.
‘We komen al naar de brug aan de vaart’, zei het bijwijlen zeer chaotische kind dat net als zijn moeder een meer dan gemiddelde nood heeft aan ijkpunten. ‘En daar wachten we.’ ‘De lampjes zijn opgeladen.’
Ik zag de brug aan de vaart opdoemen, maar daar stonden ze niet. Of toch? Ja, ze kwamen eraan. Kleine broer had zijn jeansbroek nog aan. Er was wat onenigheid. Door kleine broer waren ze te laat. Hij had de boel opgehouden en hij had dat nog grappig gevonden ook. Hij had zijn sportbroek niet gevonden. Maar ze waren er. En hun lampjes brandden en 3/4 had er zelfs aan gedacht om zijn fluohes aan te trekken. Grote zus mopperde. Ze vond het te koud en te ver. Maar ze zat op haar fiets en vergat heel snel waarom ze aan het zeuren was.
Het kleine sprotje was liefdevol in de zetel geïnstalleerd door grote broer en vroeg me bij thuiskomst of ik even bij haar kwam zitten.
Ik had geen tijd en mijn huis was een stal. Maar de schoolkleren van het grut lagen wel op de salontafel en niet verspreid over het huis. De buitendeur was dicht en de lichten boven waren gedoofd.
Zouden ze het beginnen snappen? Dat je ijkpunten moet hebben om het te redden. Dat de hemel niet bestaat, maar dat het oh zo schoon kan zijn als iedereen zijn best doet om de boel geregeld te krijgen.
Op vrijdag zit ik even in mijn zetel met mijn kleinste sprotje. Ik luister naar haar gekwetter. In het nu, daar moet je zijn.
En daarna eten we croques. Elke vrijdag. Vorige vrijdag enkel voor de kroost in het gezelschap van een babysit.
Omdat wij erop uit waren met vrienden. In het echt. Nog zo’n ijkpunt dat het leven oh zo schoon en oh zo de moeite waard maakt.